Collectie-item

zonder titel

Instelling/bron: Design Museum Den Bosch

vaas Cilindrische vaas met een naar binnen gekeerde en afgeronde rand. Over een witte basis is in verschillende lagen een groen en zwartbakkend pigment aangebracht. De functionaliteit en zakelijkheid van de vaas zijn geïnspireerd door de Bauhaus principes, die in de keramiek tot geometrische ontwerpen in een veelal enkelvoudig glazuur leidden. Jan Bontjes van Beek (Vejle, Denemarken, 1899 - Berlijn, 1969) groeide op in Duitsland, waar zijn Nederlandse familie in 1907 de Duitse Nationaliteit aanneemt. Aangetrokken door de kunst woont Bontjes van Beek al op jonge leeftijd in een kunstenaarskolonie bij Bremen. Met zijn vrouw, de danseres en beeldhouwster Olga Breling krijgt hij een dochter, Cato. Het huwelijk strandt in 1930 en in 1933 vestigt de keramist zich in Oost-Berlijn. Vader en dochter worden in 1942 vanwege respectievelijk hun anti-nationaal socialistische houding en verzetsdaden door de Gestapo opgepakt. Jan wordt vrij gelaten maar gedwongen om dienst te nemen in de Wehrmacht en wordt aan het Oostfront door de Russen krijgsgevangen gemaakt. Dochter Cato wordt terechtgesteld. Als blijkt dat er ook in het na-oorlogse Oost-Berlijn geen artistieke vrijheid bestaat vertrekt de kunstenaar naar West-Duitsland. Hier woont en werkt hij vervolgens op verschillende plekken, waaronder Dehme en Hamburg. Bontjes van Beek heeft aan diverse academies les gegeven en heeft grote invloed gehad op de ontwikkeling van de Duitse keramiek. Zijn ontwerpen uit de jaren dertig en veertig zijn duidelijk door de oosterse ronde vormen en glazuurtechnieken beïnvloed. Na de Tweede Oorlog laat hij echter de klassieke vormen achter zich en komt hij met strakke, geometrische modellen en monochrome glazuren. In de jaren zestig keert hij nogmaals terug naar bonte en vloeiende glazuren.