Een mannenkoor uit Zevenbergen op een groepsportret uit 1923, gemaakt ter ere van hun veertigjarig bestaan. (Foto: N.V. Vereenigde Fotobureaux, Nationaal Archief)
Thema
Muziek in Brabant
Van koorzang tot fanfares en harmonieën, muziek galmt door heel de Brabantse geschiedenis.
Prehistorische en romeinse muziek
De eerste bewoners van wat nu Noord-Brabant is, zullen ongetwijfeld ook muziek meegebracht hebben. Wellicht speciaal voor ‘rituele’ handelingen of, net als wij, ter vermaak. Mogelijk is het eerste ‘Brabantse’ muziekinstrument een zogenoemde zoemsteen uit 5.500 v.Chr. die in de buurt van Tilburg gevonden is. Ongetwijfeld bespeelden mensen toen nog andere instrumenten, zoals trommels of fluiten, die de tand des tijds niet hebben doorstaan.
Op andere plekken in Nederland zijn bijvoorbeeld fluitjes van dierenbotten gevonden, vaak uit de Romeinse tijd. De Romeinse legers hebben ongetwijfeld meer muziek meegebracht. De klanken van hun legertubae en -corna zullen de eeuwen dat ze in het huidige Noord-Brabant aanwezig waren veelvuldig weerklonken hebben om orders door te geven. Andere Romeinse muziekinstrumenten, zoals belletjes, trommels en fluiten, werden gebruikt bij religieuze gebeurtenissen. Op verschillende plekken in Brabant zijn dan ook belletjes gevonden die hoogstwaarschijnlijk aan kleding of dieren bevestigd waren om kwaad af te weren, of de kudde in de gaten te kunnen houden.
Op de kaart
Muziek in de nieuwe kerk
Met de verspreiding van het christendom naar het huidige Noord-Brabant, zal ook de bijbehorende liturgische muziek zijn meegekomen. Vanaf de negende eeuw is deze pas opgetekend. De muziek in vroegmiddeleeuwse kerken klonk heel anders dan nu. Zo was de melodie eenstemmig. Pas vanaf de elfde eeuw ontwikkelde zich in Europa meerstemmige liturgische muziek. In de eeuwen daarna werden de melodielijnen steeds ingewikkelder.
Met name rond kapittelkerken in de Lage Landen ontstonden opleidingscentra voor koorzangers en componisten. In het hertogdom Brabant was dit bijvoorbeeld de Sint-Gertrudiskerk in Bergen op Zoom, waar Jacob Obrecht (1457/8-1505) een tijd aan verbonden was. Ook lokale bestuurlijke en sociale ontwikkelingen konden een stad, en lokale kerk, uit doen groeien tot een regionaal centrum van muziek. Dit gebeurde bijvoorbeeld met de Sint-Jan in ’s-Hertogenbosch. Sommige steden hadden bovendien een eigen groep muzikanten in dienst om evenementen muzikale luister bij te zetten. In ‘s-Hertogenbosch waren dit de “stadspijpers”.
Het was niet zo dat er in deze regionale centra componisten in vaste dienst waren. Zij waren afhankelijk van opdrachten van afzonderlijke koren, steden, edellieden, broederschappen of priesters. Brabantse zangers en componisten, zoals Christiaan van der Ameijden (1530-1605), trokken dus door heel Europa voor hun inkomsten.
Klokken in hoge torens
Naast Gregoriaans gezang, associëren veel mensen het geluid van kerkklokken ook met de Middeleeuwen. Hoewel dit voor het luiden van klokken als tijdsaanduiding correct is, ontstond de beiaard, het ingewikkelde klokkenspel waarmee muzikale stukken gespeeld konden worden, pas aan het einde van deze periode.
Na het ontstaan van kloosters in Europa, in de loop van de vijfde en zesde eeuw, was er in deze gemeenschappen behoefte aan een manier om de tijd aan te duiden. De monniken werkten namelijk volgens strenge leefregels en volgden dus ook een strak tijdschema voor elke dag. Al snel werden klokken gebruikt om iedereen in de kloostergemeenschap eenvoudig op de hoogte te brengen van de tijd. Dit gebruik verspreidde zich snel naar buiten de kloostermuren en veralgemeniseerde daar om het uur van de dag aan te geven en niet meer uitsluitend om de mis aan te kondigen.
In de Middeleeuwse Lage Landen werden de stadsklokken een belangrijk sociaal mechanisme. De ene klok of manier van luiden kondigde het begin van de dag aan, de andere het moment dat ‘s avonds alle vuren gedoofd dienden te zijn, dat er brand uitgebroken was of dat de vijand voor de poorten stond en alle weerbare burgers zich bewapend naar de stadsmuren moesten haasten. De klok in het Willemstadse raadhuis doet dit misschien al sinds de twaalfde eeuw.
Omdat al deze functies een steeds ingewikkelder patroon van klokgeluiden en manieren van voortbrengen van dit geluid vereisten, werden in de Bourgondische Nederlanden vanaf de vijftiende eeuw kerkklokken voorzien van lichter klinkende voorslagklokken. In ‘s-Hertogenbosch gebeurde dit bijvoorbeeld in 1505.
Deze voorslagklokken groeiden langzaam uit tot uitgebreide klokkenspelen, waarop gemusiceerd kon worden. De rijke gebieden in de hertogdommen Vlaanderen en Brabant kenden een bloeiend cultureel leven, zoals hierboven al genoemd ook op muzikaal vlak, waarin de verschillende steden elkaar wilden overtreffen. Daarnaast was door aanverwante industrieën zoals de weverij en metaalgieterij de technische kennis aanwezig om ingewikkelde beiaards te bouwen. Het is dan misschien ook geen toeval dat Jacob van Eyck (ca. 1590-1657), de blinde stadsbeiaardier van Utrecht die een manier uitvond om klokken zeer zuiver te stemmen, afkomstig was uit Heusden.
In de loop van de zestiende eeuw waren de beiaards in Brabant en daarbuiten steeds wereldser muziek gaan spelen. Regelmatig wordt niet alleen naar kerkelijke muziek verwezen in de boeken waarin de muziek stond, maar ook naar “diveersche liedekins”. In de aanloop naar de Tachtigjarige Oorlog veranderde dit echter weer. Te midden van de religieuze spanningen werd beiaardmuziek een onderdeel van religieuze strijd. Het Concilie van Trente (1545-1563) bepaalde dat ook muziek aan banden gelegd moest worden. In de Katholieke delen van de Nederlanden betekende dit dat lokale kerkvergaderingen soms het spelen van wereldse liedjes op de beiaard verboden of aan banden legden. In de Protestantse gebieden gebeurde vaak hetzelfde. Bovendien werden de klokken zelf een interessante oorlogsbuit voor zowel de katholieke als protestantse kant. Uiteindelijk zou na de Tachtigjarige Oorlog de wereldse muziek terugkeren naar de Brabantse beiaards. Een trend die tot nu aan heeft gehouden.
Klokken, Beiaards en beiaardiers in Brabantse collecties
-
Luidklok Beatrix
-
Luidklok
-
Luidklok
-
Stadsbeiaardier Jacques Maassen sr.
-
Luidklok
-
Luidklok
-
Beiaard van 18 klokken met stokkenklavier (1,5-octaafs)
-
Reizende Beiaard
-
Luidklok
-
Nieuwe luidklok voor de Grote Kerk
-
Luidklok
-
Een luidklok. Weet iemand hier iets over te vertellen?
-
Luidklok
-
Luidklok
-
Luidklok
-
Luidklok
-
Luidklok
-
Klavier, stokkenklavier, vijfoktaafs, + zitbank
-
De beiaard in de Grote Kerk
-
Luidklok
-
Liedjes als nieuwsbrengers
Tijdens en na de Tachtigjarige Oorlog ontwikkelde zich in de nieuwe Republiek, en dus ook in generaliteitsland Brabant, een sterke liedcultuur. Allerlei nieuwe teksten werden geschreven op bekende wijsjes en verkocht op de markten, zodat iedereen mee kon zingen.
Deze liedjes waren soms niet alleen bedoeld als vermaak, maar hadden ook een aantal andere doelen. Zo bevatten ze vaak informatie over gebeurtenissen, die op deze manier gemakkelijk doorgegeven kon worden. Daarnaast bevatten ze vaak een morele les die wordt versterkt door het gebruik van sterk en emotioneel taalgebruik. Tot slot zorgde het gezamenlijk zingen van deze liederen voor de versterking van gemeenschapszin op lokaal, regionaal of nationaal niveau. Deze liedjestraditie zou standhouden tot en met de negentiende eeuw, als ander vermaak en andere media langzaam deze rollen overnemen. Een van de laatste bekende restanten is het lied Zoete Lieve Gerritje.
Misschien wel het bekendste Brabantse voorbeeld van zo’n lied is Merck toch hoe Sterck, een lied over hoe Bergen op Zoom in 1622 standhield terwijl het belegerd werd door de Spaanse legers onder Ambrogio Spinola (1569-1630). Uiteindelijk ontzette prins Maurits van Oranje (1567-1625) de stad. Ook over het beleg van Eindhoven in 1583 bestaat een dergelijk lied, gecomponeerd door een zekere sergeant De la Rivière.
Zulke liedjes gingen niet alleen over oorlog, ook andere gebeurtenissen kwamen aan bod. Ook heuglijke gebeurtenissen werden voorzien van een eigen lied, bijvoorbeeld de Vrede van Breda (1667):
“In 't kort d' Ambassaden quamen by malkaer,
Wisselden haer Brieven, Teykeningen klaer,
De Ratificatiers waren daer gelijck,
So dat Vreede,, Daer nam stede, In 't publijck.”
Later zouden liederen ook gebruikt worden om geld in te zamelen voor slachtoffers, zoals bij verschillende overstromingen in Brabant in de negentiende eeuw.
Liedjes op Brabantserfgoed.nl
-
Artikel
Harbalorifa
Generaties Brabantse schoolkinderen zijn ermee…
-
Artikel
Dat gaat naar Den Bosch toe, zoete…
Zoete lieve Gerritje is de hoofdpersoon van het…
-
Collectie-item
Lied op een vadermoord
Stedelijk Museum Breda -
Artikel
Beerjagen in Veghel op een…
In landen als Frankrijk en Duitsland maar juist…
–
-
Artikel
Merck toch hoe Sterck
Het lied 'Merck toch hoe Sterk' is opgenomen in…
-
Artikel
Het beleg van Bergen op Zoom in…
Na afloop van het Twaalfjarig Bestand in 1621…
–
-
Artikel
Een lied over het Beleg van…
In 1612 werd de tekst gedrukt van een ‘chanson…
-
Artikel
Een motet voor Maria
Ego flos campi et lilium convallium, ‘Ik ben een…
Muziekverenigingen
In de loop van de negentiende eeuw ontstond een bloeiend verenigingsleven in Brabant. In eerste instantie begon dit vanuit verenigingen en gezelschappen die vooral door de elite opgericht werden, maar in de loop van de negentiende eeuw nam de deelname van de midden- en arbeidersklasse toe. Regelmatig richtten zij zelf hun eigen verenigingen op. Hierbij begaven ze zich niet alleen op het gebied van sport, maar ook van muziek.
De eerste muzikale verenigingen waren liederentafels, deftige groepen zangliefhebbers die los van de koorzang van de Katholieke kerk wilden oefenen. In Tilburg werd de Souvenir des Montagnards opgericht in navolging van een optreden van de beroemde Franse Montagnards Béarnais. In deze eerste verenigingen was vaak het Frans de voertaal en was vooral de sociale bovenklasse gerepresenteerd. Die had immers de tijd en vorming voor zulke vrijetijdsinvulling. Sommige nieuwe gezelschappen verbonden zich in deze tijd van het Rijke Roomse leven juist wel aan de kerk, zoals de Bossche Schola Cantorum.
(Inter)nationale gebeurtenissen hadden ook hun invloed op het muziekleven in Brabant. Tijdens de Belgische onafhankelijkheidsstrijd waren namelijk veel militairen in de provincie gelegerd. Veel van de eenheden hadden hun eigen militaire kapel. Toen in 1843 alle beroepsmuzikanten uit het leger ontslagen werden, zorgde dit voor de oprichting van een groot aantal zuidelijke fanfares, kapellen en harmonieën. Een voorbeeld hiervan is het oorspronkelijke hèrmenieke van Bergeijk.
Door toenemende industrialisering, toenemende welvaart en de groei van de grote Brabantse steden, bloeiden aan het einde van de eeuw ook muziekgroepen van de arbeidersklasse op. De muziek die zij speelden of zongen was vaak eenvoudiger dan die van de deftigere liederentafels of harmonieën. Zo bevatten hun groepen zelden strijkinstrumenten. Toen de verzuiling toenam, had dit ook hun invloed op deze groepen, die uiteenvielen in verschillende gezindten, of concurrentie kregen van nieuwe groepen.
Brabantse Fanfares en harmonieën
-
Collectie-itemBHIC
-
Collectie-itemBHIC
-
Collectie-itemBHIC
-
Collectie-itemStadsarchief Breda
-
Collectie-item
Fanfare Vriendenkring
Stichting ‘De Oude Schoenendoos’ -
Collectie-itemBHIC
Hedendaagse muziek
Fanfare’s en harmonieën begeleiden ook nu nog allerlei evenementen in Brabant, niet in het minst de verschillende carnavalsoptochten die aan het begin van elk jaar door de Brabantse straten hossen. Meestal hoort hierbij gezang in het lokale dialect bij, zoals in carnavalsmuziek. Dit lokale aspect vind je ook nog in de popmuziek die in Brabant gemaakt werd en wordt door zangers als Ad de Laat, Nol van Roesel, Björn van der Doelen en Gerard van Maasakkers. Andere Brabantse muzikale toppers, Guus Meeuwis en Selim Lemouchi bijvoorbeeld, lieten hun dialect achter en vierden successen in het Nederlands of Engels. Net als vele andere bands en artiesten die elke avond op Brabantse podia zoals 013, De Effenaar, Mezz of in kroegen staan.
Auteur: Robin Hoeks
Bronnen