Toen mijn Opa en Oma in 1955 naar Loopschansstraat 41 in Breda verhuisden, kreeg mijn moeder Joke uit de erfenis van tante Naan een eikenhouten bed met houtsnijversiering en ook een enorme dameshoed. Zo kwam het bed van tante Naan bij ons, op Haagdijk 47, terecht. Het werd mijn bed en haar hoed verdween in de ‘verkleedkast’.
Ik groeide op en pas toen ik mijn vader ging assisteren met zijn lezingen en de hoed uit de kast kwam voor ‘de historische modeshow’, vroeg ik mij af wat voor een vrouw tante Naan was geweest. Mijn moeder Joke had als de jongste thuis niet veel herinneringen aan haar, maar tante Anneke wist meer, misschien ook omdat ze haar vader vaker uitvroeg.
Een kistje pruimen
Ik heb haar niet gekend, Naan, Adriana Anna Engbersen, geboren 28 november 1883, dochter van Bernardus Engbersen en Johanna Jacoba Schrauwen. Ze was geboren op de Havermarkt in Breda, iets later verhuisde het gezin Engbersen naar de Haagdijk 7, waar haar moeder de winkel met rookartikelen van haar schoonouders voortzette, terwijl haar vader als smid en zandvormer werkte bij de Firma Marijnen (later ETNA).
Naan was de oudere zus van mijn opa Ber Engbersen. Ze had struma (schildklierafwijking) en stierf 7 januari 1940 op 57-jarige leeftijd. Haar bed, haar hoed, huishoudelijke zaken en een kistje met pruimen die ze gehamsterd had in verband met de toen dreigende oorlog, gingen naar haar broer Ber, die toen met zijn gezin op de Nieuwe Prinsenkade 2 woonde. Mijn tante Anneke vertelde dat het kistje pruimen in een kast stond, waar iedereen even ging kijken, natuurlijk was het kistje binnen de kortste keren leeg en lag de kast vol pitten!
Tante Naan was ongetrouwd, ze was wel eens verloofd geweest, met ene Stokkermans. Het verhaal ging dat Naan geen blad voor de mond nam, en toen haar aanstaande schoonzus Naan eens vroeg hoe ze haar nieuwe blouse vond, antwoordde ze dat ze “die niet bijzonder vond en dat die haar niet stond”. De beledigde zus stookte haar broer op om met die vrijgevochten eigenwijze Naan te breken. Een verbroken verloving was wel een stigma in het kleinsteedse Breda, dus bleef Naan alleen.
Koppelaarster
Naan was een kundig borduurster, speciaal met zilver- en gouddraad. Ze werkte aan vaandels en kazuifels voor de kerk, dat was liefdewerk in groepsverband waarschijnlijk via de Vincentius-vereniging (waar ze ook kleding voor de armen vervaardigden). Daar leerde zij Jo Hermans kennen, dochter van boekbinder Toon Hermans en Jo Janssen, een mooi en lief meisje, dat goed bij haar jongste broer zou passen. Natuurlijk heeft zij zich eens door Ber laten ophalen en zo de kennismaking bewerkstelligd tussen mijn oma en mijn opa, dat was het begin van een romance die leidde tot een lang en gelukkig huwelijk!
In de sigarenzaak
Na de dood van haar vader in 1912, was de sigarenzaak overgegaan naar broer Janus, omdat vrouwen toen, volgens de wet, handelsonbekwaam waren. Maar Janus werkte in de bouw, dus stond Naan naast haar moeder in de winkel, toch staan beide vrouwen in alle aktes als ‘zijnde zonder beroep’ vermeld.
Toen Janus in 1916 trouwde met Jacq/Rosalia Jacqueline van den Broek, verhuisden moeder Johanna, Naan en Ber naar Haagdijk 1A. Op een gegeven moment werkte Janus als onderaannemer bij de bouw van de huizen aan het einde van de Baronielaan, nu werd er teveel zand door het cement gemengd met als resultaat dat er een huis, nog tijdens de bouw, instortte. Janus ging failliet en ging maar sigaren verkopen en Naan werd, zo te zeggen, naar huis gestuurd.
Tijdens hun zilveren bruiloft, mei 1941, werden ome Janus en tante Jacque (die zelf geen kinderen hadden), tot hun groot (on)genoegen toegezongen door de ‘lieve’ neven en nichtjes Engbersen, waarbij het instorten van het huis levendig werd uitgebeeld!
Dat heeft Naan niet meer meegemaakt, zij stierf in januari 1940, na een kort ziekbed in het Ignatius ziekenhuis. Of het een complicatie van een griep, de struma of haar hart was, zullen we nooit weten.
Maar ik zal haar nooit vergeten, door haar bed en haar geweldige hoed!