Boers dialect

Afbeelding 3: Kippen in de Noord-Brabantse dialecten. Boxtel ligt bij de letter H van HE/INNƎ. (Bron: Toon Weijnen, Onderzoek naar de dialectgrenzen in Noord-Brabant, Fijnaart, 1937)

Afbeelding 3: Kippen in de Noord-Brabantse dialecten. Boxtel ligt bij de letter H van HE/INNƎ. (Bron: Toon Weijnen, Onderzoek naar de dialectgrenzen in Noord-Brabant, Fijnaart, 1937)

Alle rechten voorbehouden

Dialecten worden weleens boers genoemd. Dat woord heeft twee betekenissen: ‘zoals de boeren het doen’ en ‘lomp’. In beide betekenissen is boers een onjuist stempel. De dialecten zijn niet lomp. Het zijn volwaardige talen die zich net als het Nederlands uit het Germaans hebben ontwikkeld maar geen standaardtaal zijn geworden. Dialect spreken staat ook los van een agrarische achtergrond. Wél is er een verband tussen dialectsprekers op het platteland en het behoud van woorden, klanken en grammatica. Hoe zit dat precies?

De NORM als norm

In de klassieke dialectologie heeft lang de nadruk gelegen op NORM’s: non-mobile older rural males, oftewel maatschappelijk niet-mobiele oudere mannen op het platteland. Zij werden namelijk gezien als de ideale dialectsprekers. De archetypische NORM woont in een geïsoleerde dorpsgemeenschap en heeft daardoor weinig blootgestaan aan invloeden van andere dialecten. Hij heeft bovendien niet veel onderwijs genoten en niet de maatschappelijke ladder beklommen. Het gevolg daarvan is dat hij minder met de standaardtaal in aanraking is gekomen, waardoor Standaardnederlandse invloeden in zijn dialect beperkt zijn gebleven.

In de twintigste en eenentwintigste eeuw is de dialectologie veel veranderd. Taalwetenschappers proberen nu juist een breed beeld te krijgen van de dialecten. Het idee dat het talen zijn die maar door een selecte groep mensen zuiver gesproken worden en dat de rest het bestuderen niet waard is, is achterhaald. De dialecten zijn complex en als je alleen naar NORM’s kijkt, zie je maar een paar tinten van een veelkleurig taalpalet.

Toch kan het de moeite waard zijn om specifiek het dialect van die oudere, niet-mobiele mensen op het platteland onder de loep te nemen. Wil je bijvoorbeeld een beeld krijgen van woorden, klanken en grammaticale kenmerken die het minst beïnvloed zijn door het Standaardnederlands, dan heb je meer kans bij een negentigjarige voormalige aspergeteler dan bij een vijftigjarige advocaat.

 

Boerse taal in de atlas

In 1952 en 1966 zijn de twee Noord-Brabantse delen uitgekomen van de zestiendelige Reeks Nederlandse Dialectatlassen, afgekort RND. De kaarten in deze atlassen zijn gebaseerd op gegevens die in honderden plaatsen zijn verzameld. In elk van die plaatsen hebben onderzoekers 141 zinnen en groepjes woorden mondeling door gemiddeld twee ‘zegslieden’ laten vertalen in het lokale dialect. Wat ze die informanten hoorden zeggen, hebben ze vervolgens genoteerd in het Internationaal Fonetisch Schrift, en die gegevens zijn net als de kaarten gepubliceerd. In de loop der jaren zijn er honderden dialectstudies op de RND gebaseerd. Afbeelding 1 toont tien genoteerde zinnen uit Kaatsheuvel.

Afbeelding 1: De eerste tien vertalingen in het Internationaal Fonetisch Schrift in de RND-gegevens van Kaatsheuvel (K.164.A). (Bron: Toon Weijnen, Dialect-atlas van Noord-Brabant, 1952)

Afbeelding 1: De eerste tien vertalingen in het Internationaal Fonetisch Schrift in de RND-gegevens van Kaatsheuvel (K.164.A). (Bron: Toon Weijnen, Dialect-atlas van Noord-Brabant, 1952)

Alle rechten voorbehouden

 

Bij sommige vertalingen van de 141 zinnen en groepjes woorden hebben de informanten meerdere mogelijkheden opgegeven. In bepaalde gevallen hebben de onderzoekers extra informatie bij deze varianten genoteerd. Dan gaf een informant bijvoorbeeld aan dat een woord of klank ouderwets is, alleen in een bepaald deel van de plaats voorkomt, of boers is. Hier volgt een voorbeeld uit Tilburg:

Afbeelding 2: De kwalificatie boers bij de variant [gœli] in de RND-gegevens van Tilburg (K.183). Zie verderop voor meer informatie over de zin. (Bron: Toon Weijnen, Dialect-atlas van Noord-Brabant, 1952)

Afbeelding 2: De kwalificatie boers bij de variant [gœli] in de RND-gegevens van Tilburg (K.183). Zie verderop voor meer informatie over de zin. (Bron: Toon Weijnen, Dialect-atlas van Noord-Brabant, 1952)

Alle rechten voorbehouden

Waarschijnlijk zijn de onderzoekers afgegaan op het oordeel van de informanten. We weten daardoor niet zeker of die daarmee echt het taalgebruik van boeren bedoelden of dat ze boers stigmatiserend gebruikten voor in hun ogen ‘platte’ taal. Wat we op basis van andere bronnen wel weten, is dat de woorden die in de RND als boers zijn bestempeld, ouder zijn en verder van het Standaardnederlands af liggen. Dat is dus precies wat we zouden verwachten.

We gaan vijf voorbeelden bekijken van boers genoemde woorden aan de hand van de bijbehorende zinnen uit de RND. Het fonetisch schrift heb ik omgespeld in mijn eigen dialectspelling.

 

Henne in Boxtel

1. Ès de kiepe (henne = boers) ’ne spèrwer zien, zen ze bang.

‘Als de kippen een sperwer zien, zijn ze bang.’

Voor de informant, gepensioneerd textielhandelaar en geboren in de jaren tachtig van de 19e eeuw, was de vorm henne boers. Op basis van een eerdere dialectkaart van taalwetenschapper Toon Weijnen (1909-2008) (afbeelding 3) en de RND-opgaven van andere Oost-Brabantse plaatsen weten we dat henne of hinne in die regio het gewone woord voor ‘kippen’ was. Kiepe is een meer op het Nederlands lijkende vorm, die destijds in Midden-Brabant en de noordelijke strook van Oost-Brabant overheerste. In de RND-gegevens van Rosmalen, Son en Zeeland staat henne als verouderd opgegeven. Henne was ten tijde van de RND dus voor informanten uit meerdere Oost-Brabantse plaatsen verouderd, en dat gegeven past goed bij een woord dat boers genoemd wordt.

Afbeelding 3: Kippen in de Noord-Brabantse dialecten. Boxtel ligt bij de letter H van HE/INNƎ. (Bron: Toon Weijnen, Onderzoek naar de dialectgrenzen in Noord-Brabant, Fijnaart, 1937)

Afbeelding 3: Kippen in de Noord-Brabantse dialecten. Boxtel ligt bij de letter H van HE/INNƎ. (Bron: Toon Weijnen, Onderzoek naar de dialectgrenzen in Noord-Brabant, Fijnaart, 1937)

Alle rechten voorbehouden

 

Verrig in Boxmeer

30. Ik kan tòch nie komme er ik klaoër bin! | verrig (boeren)

‘Ik kan toch niet komen eer ik gereed ben!’

Het woord verrig is etymologisch de tegenhanger van het Nederlandse vaardig en het Duitse fertig. In 1937 schrijft Weijnen bij de kaart Klaar (afbeelding 4) over dit woord:

“In het vèrrәch-gebied begint vèrrәch te verdwijnen. Veel plaatsen gaven het reeds als zelden op, Hulsel en Drunen bijv. als beslist verouderd.”

Blijkbaar was verrig voor de Boxmeerse zegslieden – onderwijzeres en onderwijzer, beide geboren in de jaren negentig van de 19e eeuw – ten tijde van het RND-onderzoek al niet meer de normale vorm en associeerden ze het woord met de boeren. Klaoër ligt dichter bij het Nederlandse klaar.

Afbeelding 4: Klaar in de Noord-Brabantse dialecten. Boxmeer ligt in het noordoosten boven de letter H van VERRƎCH. (Bron: Toon Weijnen, Onderzoek naar de dialectgrenzen in Noord-Brabant, Fijnaart, 1937)

Afbeelding 4: Klaar in de Noord-Brabantse dialecten. Boxmeer ligt in het noordoosten boven de letter H van VERRƎCH. (Bron: Toon Weijnen, Onderzoek naar de dialectgrenzen in Noord-Brabant, Fijnaart, 1937)

Alle rechten voorbehouden

 

Wijf in Sint-Oedenrode

41. De mens mòt vur z’n wijf of vrouw opkomme. (wijf is onder de boeren nog de gewone benaming)

‘De man moet zijn vrouw beschermen.’

We weten dat het Standaardnederlandse wijf en zijn tegenhangers in de andere Germaanse talen oorspronkelijk gewoon ‘vrouw’ betekenden, zonder negatieve bijklank. Vergelijk het Engelse wife, dat ‘echtgenote’ betekent. In de Midden- en Oost-Brabantse dialecten is de betekenis ‘vrouw’ veel langer behouden dan in het Nederlands, maar al in de twintigste eeuw begon de situatie ook daar te veranderen. In de RND-gegevens van sommige plaatsen is wijf of een variant daarvan nog de enige opgegeven vorm, zoals in Udenhout met wèèf. In Sint-Oedenrode werd wijf echter al met het behoudende dialect van de boeren geassocieerd. In veel andere plaatsen is het woord als verouderd opgegeven. Onderstaande tabel toont een greep uit die plaatsen:

Tabel 1: Aantekeningen bij de woorden wijf en wèèf voor 'vrouw' in de RND. Gebaseerd op A. Weijnen Dialect-atlas van Noord-Brabant, 1952, en A. Hol en J. Passage, Dialect-atlas van Oost-Brabant, Noord-Limburg en de Rivierenstreek, 1966. (Bron: Erfgoed Brabant, 2023)

Tabel 1: Aantekeningen bij de woorden wijf en wèèf voor 'vrouw' in de RND. Gebaseerd op A. Weijnen Dialect-atlas van Noord-Brabant, 1952, en A. Hol en J. Passage, Dialect-atlas van Oost-Brabant, Noord-Limburg en de Rivierenstreek, 1966. (Bron: Erfgoed Brabant, 2023)

Alle rechten voorbehouden

 

Gùllie in Tilburg

44. Wij moete daor de helf van hebbe en gullie (gùllie = boers) d’aandere.

‘Wij moeten daar de helft van hebben en jullie de andere helft.’

Uit de RND-opgaven van de Midden-Brabantse dorpsdialecten blijkt dat het woord voor ‘jullie’ in die regio oorspronkelijk een andere klinker had dan die van het Nederlandse punt, namelijk de klinker die je ook hoort in het Duitse Hölle of in het eerste deel van de tweeklank ui. Deze uitspraak wordt vaak gespeld als göllie of gùllie. De vijf Tilburgse informanten in de RND noemden die vorm ook maar kwalificeerden hem als boers. Gullie, met de klinker van punt, was voor hen de normale vorm. Taalwetenschapper Dirk Boutkan gaf in zijn grammatica van het Tilburgs uit 1996 alleen nog gullie met de klinker van punt.

 

Keês in Oisterwijk

66. Eete ze ok gèère kaas? (keês = boers)

‘Eten zij ook graag kaas?’

Het woord voor ‘kaas’ heeft in de dialecten van Noord-Brabant van oudsher een e-achtige klinker, zoals in kèès of kees. Tegenwoordig zijn die klinkers in veel dialecten vervangen door vernederlandste vormen als kaas en kaos. In Oisterwijk was ks (met de langgerekte klinker van heren) blijkbaar al in de jaren vijftig niet meer algemeen voor de twee informanten, een onderwijzer en zijn echtgenote uit de jaren tien van de 20e eeuw. Ze noemden het boers en gebruikten zelf kaas met de a-klank van het Engelse father. Dat is ook de vorm die in de Fonologische Atlas van de Nederlandse Dialecten uit 1998-2005 vermeld staat (afbeelding 5).

Afbeelding 5: Kaas in de dialecten van Nederland en Vlaanderen. Links een kaart uit de jaren '30 van J. van Ginneken. Rechts een kaart uit 2000 van J. Goossens en J. Taeldeman. (Bron: Fonologische Atlas van de Nederlandse Dialecten, jaren '30, 1998-2005)

Afbeelding 5: Kaas in de dialecten van Nederland en Vlaanderen. Links een kaart uit de jaren '30 van J. van Ginneken. Rechts een kaart uit 2000 van J. Goossens en J. Taeldeman. (Bron: Fonologische Atlas van de Nederlandse Dialecten, jaren '30, 1998-2005)

Alle rechten voorbehouden

 

De verschuivende NORM

Na het RND-onderzoek zijn de dialecten blijven veranderen, zoals elke taal dat doet, en meer op het Nederlands gaan lijken. Wat in de jaren veertig aan het verouderen was, kan nu verdwenen zijn, en wat toen normaal was, kan nu zelf verouderd raken. Omgekeerd zou het conservatieve dialect dat je bij een NORM van nu kunt aantreffen, voor een NORM in de jaren veertig juist modern en vernederlandst hebben geklonken. Ook de norm van de NORM verandert dus, zij het wat later.

 

Bronnen

Weijnen, A., Dialect-atlas van Noord-Brabant, 1952.

Weijnen, A., Onderzoek naar de dialectgrenzen in Noord-Brabant, Fijnaart, 1937.

Hol, A. en Passage, J., Dialect-atlas van Oost-Brabant, Noord-Limburg en de Rivierenstreek, 1966.

Boutkan, D. en Kossmann, M., Het stadsdialekt van Tilburg: klank- en vormleer, Amsterdam, 1996.

Goossens, J., Taeldeman, J., e.a., Fonologische Atlas van de Nederlandse Dialecten (FAND), Gent, 1998-2005.