Noord-Brabantse Streekdracht

Boeren en boerinnen in het hooiveld

Een kaart van het 'Noord-Brabantsch Dorpsleven' met boeren en boerinnen in het hooiveld. De kaart is uitgegeven door Uitg. Gez. van Roosmalen, te Veghel. De foto is gesigneerd door fotograaf Frans Stender. (Bron: BHIC)

Alle rechten voorbehouden

Anno 2020 wordt de Brabantse boerenstreekdracht alleen gedragen bij de boerenbruiloft, een feest gerelateerd aan carnaval. Echter, hoe authentiek is deze versie van de dracht? In deze tekst wordt niet alleen het uiterlijk van de Brabantse streekdracht behandeld maar ook de onderliggende betekenis van de dracht en waarom wij ons tegenwoordig in confectie- en modekleding hullen.

De sociale functie van streekdracht 

Omdat in 1796 Brabant een zelfstandige provincie werd binnen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de Bataafse Republiek wordt het begin van de negentiende eeuw als startpunt gezien voor de streekdrachten in dit artikel. Zoals de naam al zegt was streekdracht een regionaal gebonden manier van kleden. Iedere streek of plaats was te onderscheiden aan zijn eigen dracht. Streekdracht toonde de collectieve identiteit van de streek maar ook juist de positie van de drager binnen de lokale samenleving. 

Aan iemands outfit kon men aflezen uit welke streek iemand kwam en welk geloof iemand had en hoe rijk iemand was. Ook toonde de kleding of  iemand in de rouw was, welk beroep diegene uitoefende en wat diens relatiestatus was. Ondanks het feit dat streekdracht geënt was op traditie betekende dit niet dat het een statische manier van kleden was. Binnen de vaste kaders van de dracht probeerde men groepsgenoten te overtreffen met bijvoorbeeld zelfbedachte patronen of borduursels. In streekdrachten waren geleidelijke veranderingen te zien in details, accessoires of hoofdtooien.

Aan het begin van de negentiende eeuw kleedden boeren, de middenstand, ambachtslieden en arbeiders zich volgens hun streekdracht. Men maakte zelf kleding maar voor de zondagse outfit was het niet ongebruikelijk dat de hulp van naaisters, hoedenmakers en mutsenmakers werd ingezet. Op het schoeisel na kleedden mannen en vrouwen zich totaal anders, alleen als baby droegen ze dezelfde kleding. Waar mannen broeken en hoeden droegen hulden vrouwen zich in lange rokken en droegen ze mutsen. De opname van het kind als volwaardig lid binnen de geloofsgemeenschap markeerde het verschil tussen kinderdracht en volwassenendracht. Binnen de katholieke gemeenschap was dat na diens communie, vaak op twaalfjarige leeftijd. Bij protestantse kinderen was dat op hun zestiende bij hun aanneming of belijdenis.  

Voor heel Noord-Brabant gold: de welstand van de familie was te zien aan de kwaliteit van de stoffen, sieraden en de hoofdtooi van de vrouw. 

Boerenbruiloft

Een Boerenbruiloft in Den Dungen met uitbundige en brede poffers (1949). In dit geval geen carnavalsfeest maar een symbolische verhuizing oude stijl waarbij het burgemeesterspaar (Eugène Marie Smits en zijn vrouw Marie-Léonie van der Steen) naar hun nieuwe woning werd verhuisd en waarbij onderweg elk café aangedaan werd. (Foto: Fotopersbureau Het Zuiden, collectie: BHIC, nr. 1628-002434)

Alle rechten voorbehouden

Boeren en Boerinnen in de negentiende eeuw

De Brabantse streekdracht zoals die in de twintigste eeuw werd gedragen bestond uit zwarte kleding. Eerdere versies van de streekdracht vertoonden echter kleur. Dit is te zien op platen uit het begin van de negentiende eeuw. Op de onderstaande plaat uit 1805 zijn een kleurrijk geklede boer en boerin te zien, ze waren op weg van Cromhout naar ‘s-Hertogenbosch. De boer droeg een kuitbroek, een hemdrok, een lange rok (cent genaamd), een knoopdoekje en ronde of driekantige hoed. In dit geval was een rok een kledingstuk dat door de man om het bovenlichaam werd gedragen. Net zoals zijn vrouw droeg hij lage schoenen met gespen, dit was uitzonderlijk want meestal droeg men klompen. Vanaf 1828 werd de hemdrok van de boer vervangen door een kiel, die in deze tijd nog geen werkkleding was. Dat gebeurde pas aan het einde van de negentiende eeuw. De garderobe van een boer bevatte twee soorten kielen: een werkkiel en een marktkiel. De marktkiel droeg de boer of veekoopman als hij naar de veemarkt ging. Onder zijn kiel droeg hij een geldriem, in de vakjes van de riem kon hij zijn geld opbergen. 

De boerin droeg een rode baaien (een van wol geweven stof) onderrok met een gestreepte bovenrok. Om haar bovenlichaam droeg ze een keurslijf van damast met eronder borstrok van sits of gestreepte kalmink (wollen weefsel) en een geruite doek. Op haar hoofd droeg ze een kleine muts met oorijzer. In de loop van de negentiende eeuw veranderde de kleding van de vrouw. Zij droegen rokken in donkere kleuren met smalle strepen. In Weert zijn dergelijke rokken gevonden, ze hebben een streepmotief in uiteenlopende breedte in de kleuren rood en blauw. Rokken met dit motief werden niet alleen in Limburg maar ook in de Brabantse Peel gedragen. 

Prent Evert Maaskamp

"Geluk Deerske! gaude ook op den Bosch?" Op deze prent uit 1805 is de Brabantse streekdracht van die tijd te zien. (Bron: Rijksmuseum)

Omstreeks 1900 droeg de Brabantse vrouw een zwart jak met een bijpassende rok. Onder de bovenkleding droeg ze een tes, een afneembare binnenzak. In het dagelijks leven droeg zij hierover een schort en tijdens de kerkgang droeg zij een kapmantel of pelerine over haar schouders. De hele outfit was zwart, met uitzondering van de meestal witte muts en een kleurige omslagdoek. Zwart werd gezien als een chique kleur en de kleurstof was makkelijk verkrijgbaar. 

Interieur boerderij in Noord-Brabant met bejaard echtpaar

Een foto uit 1921 van het interieur van een Noord-Brabantse boerderij met een oud echtpaar en hun hondje. (Foto: Atlantic Photo, Nationaal Archief)

Alle rechten voorbehouden

Het hoofdhaar van vrouwen werd vaak kort afgeknipt omdat lang haar vies werd gevonden. Het haar werd namelijk niet gewassen. Het korte kapsel werd bedekt met hoed of muts, hét sieraad van de vrouw. Vanaf het einde van de negentiende eeuw kwam in de Meierij de poffer in zwang. Brede heupen werden gecreëerd door het aanbrengen van een rol en het over elkaar aanbrengen van meerdere rokken. De boezem werd niet geaccentueerd, in de Kempen werd de boezem juist platgedrukt met strakke bovenkleding. In Zuidoost-Brabant werd een stiklijfje gedragen. 

 

De ondergang van de streekdracht 

Aan het eind van de negentiende eeuw  werd de Noord-Brabantse streekdracht verdrongen door modekleding en later de confectie. Dit proces begon in de Brabantse steden, liep over naar de omgeving van deze steden en vervolgens naar dorpen en gehuchten. De adel, notabelen en herenboeren stapten als eerste over op handgemaakte modekleding. Middenstanders, ambachtslieden en fabrieksarbeiders stapten na hen over op confectiekleding. Boeren en landarbeiders bleven hun streekdracht het langst trouw. Lange tijd werd er confectiekleding of modekleding gedragen in combinatie met streekdrachtelementen zoals de muts. Sinds 1920 kwam er vrijwel geen volledige dracht meer voor in Noord-Brabant. En na de Tweede Wereldoorlog verdween heel de dracht.

Er zijn verschillende verklaringen gegeven voor het verdwijnen van streekdracht. Zo wees Kitty de Leeuw in haar proefschrift naar modernisering en industrialisatie als grondslag van het einde van de streekdracht. Dankzij betere wegen, vervoersmiddelen en communicatiemiddelen kwamen boeren en boerinnen volgens haar in beter contact met de rest van de wereld. Vanwege de toegenomen mobiliteit veranderde de sociale cohesie op het platteland. Nieuwkomers met een andere culturele achtergrond, godsdienst of een modern beroep kwamen er wonen. Ook de welvaart en sociale voorzieningen namen toe, waardoor men minder afhankelijk was van de buren in zware tijden. 

Door grote landbouwvernieuwingen en de opkomst van industriesteden was er minder werk op het land maar meer werk in de stad. Boeren veranderden in arbeiders. Men was veel minder gericht op de lokale gemeenschap waardoor men veel minder waarde hechtte aan de collectieve identiteit van de streek. Omdat streekdracht het symbool van deze collectieve identiteit was nam de behoefte om streekdracht te dragen af. Volgens socioloog Kitty de Leeuw was dit het belangrijkste motief om te stoppen met het dragen van streekdracht. 

Een andere verklaring is de dalende prijs van mode- en confectiekleding en de toenemende welvaart van de boeren. Kleding werd goedkoper door massaproductie en boeren kregen door allerlei landbouwinnovaties meer te besteden. 

De streekdrachtdraagsters gaven een andere verklaring: de dracht was onpraktisch. Zo stopten vele Etten-Leurse vrouwen in 1910 met het dragen van een muts omdat deze te veel wind ving tijdens het fietsen.  

Etten-Leurse vrouw met muts

Een vrouw uit Etten-Leur draagt hier nog wel een muts (1830-1884). (Bron: Nederlands Openluchtmuseum)

Alle rechten voorbehouden


Bronnen

Livestro-Nieuwenhuis, F., Die jakken en rokken dragen: Brabantse klederdrachten en streeksieraden, ‘s-Hertogenbosch, 1986, 13-16.

Livestro-Nieuwenhuis, F., Niet op z’n zondags, Arnhem, 1985, 56-61.

Leeuw, De, K.C.P., “Streekdracht en modekleding in Nederland”, Volkscultuur (nr. 2), 1996, 9-22.

Leeuw, De, K.C.P., Kleding in Nederland (1813-1920), Tilburg, 1991, 43, 49, 89-90.

https://www.bd.nl/uden-veghel-e-o/de-poffer-als-het-brabantse-statussymbool~afb3ce75/ (stand op 4 augustus 2020).

https://www.brabant.nl/over-brabant/geschiedenis-van-brabant (stand op 17 augustus 2020).

https://brabantsdorpsleven.nl/verhalen/de-brabantse-poffer (stand op 17 augustus 2020).

https://www.youtube.com/watch?v=cHrKRO-ys5I (stand op 4 augustus 2020).

http://www.boerebroelofhaor.nl/geschiedenis (stand op 4 augustus 2020).

https://www.modemuze.nl/collecties/streekdrachten-van-noord-brabant-provincie-noord-braband-0 (stand op 4 augustus 2020).

https://www.modemuze.nl/blog/stalenboeken-en-brabantse-streekdracht (stand op 4 augustus 2020).