Inwoners van Nieuwkuijk vinden onderdak in abdij Mariënkroon, 1944

Abdij Mariënkroon in Nieuwkuijk. (Foto: Hans van den Eeden, 2024)

Abdij Mariënkroon in Nieuwkuijk. (Foto: Hans van den Eeden, 2024)

Van 24 oktober tot 5 november 1944 werd de oostelijke Langstraat door het oorlogsgeweld stevig op de proef gesteld. De opmars van de geallieerden was niet meer te stuiten, maar voor het zover was, moesten zo’n 1.700 inwoners uit onder meer Nieuwkuijk schuilen in abdij Mariënkroon. Ook nu nog vangt Mariënkroon vluchtelingen op, nu afkomstig uit Syrië en Oekraïne.

Bevrijding met geweld

De Schotse Highlanddivisie was er half oktober 1944 alles aan gelegen om de Duitse bezetter tot over de Bergse Maas te verdrijven. Het oorlogsgeweld dat noodzakelijk was voor de bevrijding, maakte de hier gelegen plaatsen kwetsbaar. Dat gold ook voor het dorp Nieuwkuijk. De bevolking hield haar adem in en schuilde voor het heftige artillerievuur dat de geallieerden vanaf het Drongelens kanaal op The Island afvuurden. Hiermee duidden de geallieerden ‘het eiland’ aan, het gebied tussen het Drongelens kanaal en de Bergse Maas, tussen ’s-Hertogenbosch en Waalwijk. Het granaatvuur was de voorbereiding op Operation Guy Fawkes, gericht op het oversteken van het Drongelens kanaal. Hierna wilden de infanterietroepen van de 51ste Highlands Division doorstoten naar Heusden, naar de Bergse Maas.

 

Ooggetuige

De Nieuwkuijkse Mien van Bladel (1931) gaat ervoor zitten en haalt diep adem. Haar herinneringen zijn nog levendig: 

"De aanval op Nieuwkuijk begon op woensdag 25 oktober 1944 om tien uur ’s avonds. Op straat zagen we terugtrekkende Duitse soldaten. Je kreeg bijna medelijden met zo’n armzalig terugtrekkend restje verlopen en zwaar vermoeide militairen. Sommigen duwden een oude kar. De meesten waren te voet. Strakke gezichten en in hun ogen zag je dat ze bang waren voor de naderende Schotten. Enkelen droegen gewonde kameraden. Ze hadden duidelijk haast. De brug bij Heusden over de Bergsche Maas moest in een rap tempo gehaald worden voordat deze werd opgeblazen.

De volgende dag, 26 oktober, werden we ’s avonds opgeschrikt door granaten. Snel gingen we onze geïmproviseerde schuilkelder in. De lucht werd met grote schijnwerpers verlicht. In de verte hoorden we de granaten uiteenspatten. Dat ging de hele nacht zo door en we hebben geen oog dichtgedaan. Op vrijdag 27 oktober sloeg bij onze schuilplaats een granaat in. Wat moesten we doen? Het dorp uit en naar de abdij? Niet iedereen wilde de schuilkelder verlaten en ging liever hier dood. Ook was het levensgevaarlijk onder een regen van granaatvuur naar de abdij buiten het dorp te lopen. Mijn vader en buurman Kees Coppens, beiden oud-militairen, aarzelden geen moment en gaven ons instructies. Mede dankzij hen hebben we de oorlog overleefd."

 

Vlucht naar de abdij

De eerste granaten vielen op dinsdag 24 oktober in het nabijgelegen Vlijmen. Op vrijdag werd Nieuwkuijk door de eerste granaten getroffen. Grote paniek ontstond in het dorp toen op zondag 29 oktober een granaat insloeg in de schuilkelder van de familie van Son. Hierbij vielen vier doden. Het bewustzijn van acuut gevaar was voor veel inwoners van Nieuwkuijk de aanleiding hun heil te zoeken in de afgelegen abdij Mariënkroon.

De achterzijde van abdij Mariënkroon in Nieuwkuijk. (Foto: Beeldbank Streekarchief Langstraat Heusden Altena, 1943)

De achterzijde van abdij Mariënkroon in Nieuwkuijk. (Foto: Beeldbank Streekarchief Langstraat Heusden Altena, 1943)

Alle rechten voorbehouden

Vanwege de onderlinge betrokkenheid tussen de inwoners van Nieuwkuijk en de paters cisterciënzers voelde iedereen zich van harte welkom. Het was bekend: het kloostercomplex beschikte over grote kelders met dikke muren. Als een lopend vuurtje ging het rond in het dorp: we moeten weg. In een lange stoet karren, kruiwagens en bolderkarren ging het hele dorp op pad naar de abdij, beladen met beddengoed, eten, koffers en tassen. Sommige inwoners namen hun paard, koe, hond en zelfs poes mee. Je huisdieren mocht je in deze moeilijke tijden immers niet aan hun lot overlaten! Met tassen vol vertrokken de inwoners massaal naar de abdij langs de spoorlijn door de Langstraat, die de ‘Halvezolenlijn’ heet. De evacuatie vanuit Nieuwkuijk was niet meer te stoppen.

 

Heilige regel opzijgezet

Het gure, koude en regenachtige tijdens de evacuatie weer stond in schril contrast met de hartelijke ontvangst in de abdij: die zette de poorten wagenwijd open. Zelfs de heilige regel dat het zogeheten slot van de abdij taboe was voor vrouwen, werd snel opzijgezet. Er is niet vastgelegd hoeveel vluchtelingen precies in de abdij onderdak vonden. Uitgegaan wordt van 1.700 vluchtelingen. Later vonden ook nog inwoners uit Heusden, Vlijmen, Haarsteeg, ‘s-Hertogenbosch, Berlicum, Giersbergen, Kerkdriel, Herpt en Engelen een gastvrij onderdak bij de cisterciënzers.

 

Opvang vol hartstocht

Door het openstellen van de abdij en de gastvrijheid veranderde het besloten leven van de monniken volledig. Snel werd duidelijk dat de monniken deze opvang met hartstocht deden. De traditionele dagindeling van de monniken werd zonder morren aangepast. Deze massale contacten met de buitenwereld betekenden een uitdaging en zorgden voor opwinding. In een rap tempo werd een deel van de abdijkapel als ziekenboeg ingericht. De dokter uit Nieuwkuijk zorgde samen met de drie verpleegsters voor de gewonden. Die werden vanuit de omliggende dorpen maar ook uit ’s-Hertogenbosch naar de abdij gebracht. Een schaduwkant was dat geneesmiddelen, verband en medicijnen schaars waren. Als kappersleerling scheerde Broerke van Overbeek (1930) tijdens de opvang veel hoofden kaal om de uitbraak van besmettelijke ziekten en luizen te voorkomen.

 

Vernoemd naar Bernardus

Tijdens het ‘Beleg van Nieuwkuijk’, dat ruim een week duurde, werden acht baby’s geboren. Ze kregen namen als Bernardine, Berdien of Bernhard, namen die verwijzen naar de patroonheilige van de abdij, de heilige Bernardus. Op 29 oktober zag Bernardine van der Heijden-De Bonth uit Drunen in de abdij het levenslicht. Ze vertelt:

"Ik ben door pater Norbertus gedoopt en heb me altijd zeer verwant gevoeld met de abdij. Omdat ik in de abdij geboren ben, heeft deze plek een warm plaatsje in mijn hart. Van mijn moeder hoorde ik dat zij door de aanwezigheid van de paters de weeën inslikte. Ik ben blij dat de Focolarebeweging, de opvolger van de paters, de open houding van de abdij heeft overgenomen."

Dertien mensen die tijdens de evacuatie overleden, werden op het kerkhof van het klooster begraven.

Abdij Mariënkroon in Nieuwkuijk. (Foto: Hans van den Eeden, 2024)

Abdij Mariënkroon in Nieuwkuijk. (Foto: Hans van den Eeden, 2024)

 

Slapen in kloostergangen

In alle kelders en andere plaatsen, zelfs op de keldertrappen, werden geïmproviseerde slaapplaatsen ingericht. Ook in de kapel: kinderen sliepen op de altaartreden. Hoewel er nauwelijks plaats was in de abdij, kreeg iedere bezoeker een warm welkom. “De nood eiste, dat de mensen geholpen werden. Zij zochten rust en veiligheid en meenden deze te vinden op Mariënkroon. Was men eenmaal binnen de muren, dan voelde men zich veilig en rustiger”, aldus een kroniekschrijver.

Alle beschikbare ruimtes in de abdij werden voor de vluchtelingen ter beschikking gesteld, van kapittelzaal, kloostergangen en zijkapellen tot de kamers van de monniken. Die zochten elders een slaapplek: een jonge monnik vond een veilige slaapplaats binnen de dikke muren van de oude kasteeltoren. Alle kamers, tot op de gangen van de derde verdieping, stroomden vol. Ondanks het gevaar van het oorlogsgeweld en de emotionele onzekerheid voelde men zich er veilig.

 

Voedselvoorziening

Elk gezin had mondvoorraad meegenomen. Maar dat was onvoldoende voor de daaropvolgende zeven dagen. De paters hadden voor de winter de kelders tot de nok toe gevuld met aardappelen. Met man en macht werkten de monniken, in hun totaal vervuilde habijt, de aardappelen uit de grote kelders naar boven, een enorm karwei. Ook deze ruimtes werden als verblijfplaats voor de evacués ingericht. Sientje Verhoeven (1911-1992) ondersteunde de paters bij het klaarmaken van maaltijden.

Haar dochters Ank en Jeanne vertellen dat hun moeder de paters ondersteunde bij het klaarmaken van het eten. “Omdat ze al kookte voor bruiloften en partijen, had ze veel ervaring. Op het binnenterrein stond een hele serie fornuizen opgesteld. Deze fornuizen werden uit Nieuwkuijk of elders opgehaald en op hout gestookt.” Als dank waren de paters na de oorlog aanwezig op haar huwelijksfeest. “We herinneren ons nog goed een groepje van vijf paters in Nieuwkuijk dat iedere donderdagmiddag koffie kwam drinken. Je herkende ze meteen aan hun damesfietsen met achteruitkijkspiegeltjes.”

 

Jankende honden

De vele kleine kinderen en baby’s werden in een afzonderlijke ruimte ondergebracht. Hier was het een door elkaar van biddende moeders, hoogzwangere vrouwen, huilende baby’s, joelende kinderen, hoestende mensen en jankende honden en katten. “In de nacht hadden granaten twee koeien en een paard gedood. De koeien werden door de slager klaargemaakt voor de centrale keuken. Het eten was eenvoudig maar voedzaam. ’s Morgens om acht uur werd er erwtensoep, om twaalf uur stamppot en om zes uur weer erwtensoep opgediend. Er was vlees genoeg. Daar zorgden de granaten wel voor. Er werd geordend, geregeld en iedereen hielp waar het kon. Er werd een comité in het leven geroepen dat tot taak had alles te regelen. Zo ging men de eerste nacht in. Nu en dan hoorde men de inslag van fluitende granaten. Er werd vuriger dan ooit gebeden”, aldus de kroniekschrijver.

 

Evacuatiefiets

André van der Heijden (1936) vertelt hoe zijn gezin eind oktober 1944 vanuit Haarsteeg naar de abdij vertrok:

"In de nadagen van de Tweede Wereldoorlog was de omgeving van ons huis doelwit van de geallieerden. Dat kwam doordat er Duits artilleriegeschut strategisch stond opgesteld. Omdat we geen schuilkelder hadden, zochten we onze toevlucht in de overvolle schuilkelder van onze buren. Uiteindelijk zijn we verhuisd naar de varkensstal, die vol stro lag. Met de dag werd het gevaarlijker. Mijn ouders besloten om naar de abdij te verhuizen. Mijn oma was er al. Als voorbereiding had mijn vader een ‘evacuatiefiets’, compleet met zijspan, in elkaar geknutseld. Dat zijspan had hij nodig om allerlei spullen naar het klooster te vervoeren. Met mijn vader voorop liepen we vanuit Haarsteeg naar de abdij, gevolgd door mijn drie broers en twee zusjes. Moeder droeg de kleinste op haar arm."

 

Knijpkat

Eenmaal bij de paters bleek het tjokvol te zijn. Ondanks deze drukte waren we van harte welkom. In een lange gang vol mensen zochten we een plaatsje. Mensen lagen of zaten aan weerszijden op strobedden op de grond. Je lag met je hoofd tegen de enkels van je buurman of buurvrouw aan. Er was een smal pad waar geregeld met volle po’s werd gelopen. Als je je behoefte moest doen, was er van privacy geen sprake. De po’s werden geleegd in de de enige WC die er was. Mijn moeder was nogal schrikachtig aangelegd. Bij het minste of geringste geknal begon zij hardop te bidden. Het duurde dan niet lang of alle mensen zaten dag en nacht Rozenhoedjes te bidden. Dit sloeg ook naar andere ruimtes over.

Het geluid dat me mijn hele leven lang is bijgebleven, is dat van een knijpkat. De paters kwamen in de avonduren met deze handaangedreven zaklamp langs om te vragen of alles in orde was. Het markante geluid van pijeeuw, pijeeuw heeft iets van een kat weg. De paters hadden door hun uitstekende organisatie alles onder controle.

 

Dagorde

Dagelijks lazen de paters hardop een ‘dagorder’ voor. Hierin werd het nieuws bekend gemaakt: ze deden mededelingen gedaan en lazen de huisregels voor. Ook gaven ze nuttige tips voor hygiëne, zoals hoe om te gaan met diarree, het knippen van nagels en over de noodzaak om de handen goed te wassen. Het eten was eenzijdig, maar voedzaam. Iedere dag vonden waaghalzen die de wei in durfden, dood vee. Dit werd dan naar de slachter van de abdij gebracht. Inwoners van Nieuwkuijk hielpen deze pater met zijn werk. Voor mensen die ziek waren, liepen de paters met een emmer pap rond. Ze riepen hierbij luidkeels: “Pap voor de zieken, pap voor de zieken.”

 

Abdijboerderij

André van der Heijden vertelt verder: 

"Omdat de paters ook een boerderij hadden en veel aardappelen, bonen en erwten hadden ingeslagen, was er voldoende te eten. Aan de ene kant voelde je je als kind geborgen. Aan de andere kant was het ook saai. We gingen daarom op zoek naar vertier. Mijn vader heeft een goede engelbewaarder gehad. Op een dag vertrok hij met zijn ‘evacuatiefiets’ naar ons huis in Haarsteeg om spullen op te halen. Door granaatvuur onderweg moest hij noodgedwongen in een kuil schuilen. Gelukkig kwam hij er ongedeerd van af. Maar zijn ‘evacuatiefiets’ werd geraakt en was total loss. Door de kracht kwam de fiets in een boom terecht. Maandenlang heeft de fiets in de boom gehangen.

Een ander voorval speelde zich bij de abdijmuur af. Omdat er weinig toiletten waren, deed mijn vader zijn behoefte in de buurt van de abdijmuur. Aan de buitenkant van de muur sloeg een granaat in. Door de luchtdruk werd mijn vader, met de broek nog over zijn knieën, tegen de grond geworpen. Gelukkig kwam hij met de schrik vrij. Een gapend gat in de abdijmuur was maandenlang een stille getuige van het voorval. Sneller dan verwacht kwam de bevrijding na een week, op zondag 5 november. Op straat waren voertuigen, jeeps, tanks en vrachtwagens vol Schotse militairen. Als kind keek ik mijn ogen uit. De bevrijding was een feit! De opluchting was groot en we konden gelukkig weer naar huis."

 

Grote schoonmaak

In Nieuwkuijk waren door het oorlogsgeweld bijna alle huizen vernield of beschadigd. Als dank voor de opvang hielpen velen bij de ‘grote schoonmaak’ in de abdij. Ook bij de bevrijdingsfeesten in november 1945 werden de paters in het zonnetje gezet. Op 5 november 1945 liepen de inwoners vanuit Nieuwkuijk ondersteund door de harmonie en het gilde met fakkels in optocht naar de abdij als dank voor de opvang. Tevens werd de gedenksteen ‘De Barmhartige Samaritaan’ onthuld. De paters bouwden in 1945 een Mariakapel als dank voor de bescherming.

 

Vluchtelingenopvang

Vanuit dit verleden is de opvang van vluchtelingen met de voormalige abdij verweven. De eerste monniken in 1903 waren zelf vluchtelingen uit Frankrijk. Na de vestiging in Nieuwkuijk hebben zij gastvrij tal van ontheemden opgevangen, Belgische vluchtelingen in 1914, evacués na de watersnoodramp in 1953 en Hongaarse vluchtelingen in 1956.

De paters zijn vanaf 2002 vertrokken. De internationale religieuze Focolarebeweging zet na aankoop van het complex deze traditie voort. Vanaf 2021 verleent Mariënkroon opvang aan minderjarige asielzoekers en groepen vluchtelingen uit Syrië en Oekraïne. Vrijwilligers uit Nieuwkuijk en Haarsteeg brachten de vluchtelingen uit Oekraïne met een bus vanuit Polen naar de voormalige abdij. “We mogen de opvang van 1944 niet vergeten. De voormalige abdij kreeg opnieuw kleur en blosjes op de wangen”, aldus een vrijwilliger.

 

Bronnen:

Van Bladel, M., ‘De laatste oorlogsdagen, de bevrijding van Nieuwkuijk en de dagen daarna. Herinneringen en mijn beleving als dertienjarig meisje’, in: Met gansen trou (jrg. 59 2009), 142-155.

Meijs, B., Van dag tot dag Vlijmen. September 1944 – mei 1945, Nieuwkuijk, 2021.

Van den Oord, K., 75 jaar bevrijding Heusden, Nieuwkuijk, 2019.

De Vaan, B., ‘De bevrijding van Drunen, Nieuwkuijk, Elshout, Herpt, Heusden-vesting, Haarsteeg en Vlijmen op 4 en 5 november 1944’, in: Met gansen trou (jrg. 70, 2020), 67-71.

Vermeer, P., ‘Bevrijding van Vlijmen-Nieuwkuijk-Haarsteeg’, in: Met gansen trou (jrg. 34 1984), 184-193.