Generatiekloven, kansen en verdriet: van Suriname naar Beekvliet

Het voormalig kleinseminarie Beekvliet in Sint-Michielsgestel, waar Toeki en Hendrik verbleven. (Foto: Denah Sterks, 2024)

Het voormalig kleinseminarie Beekvliet in Sint-Michielsgestel, waar Toeki en Hendrik verbleven. (Foto: Denah Sterks, 2024)

In december 2023 spraken Toekinem en Hendrik Mangoenwirono met Elize Weijers van Brabantserfgoed.nl en Hariëtte Mingoen van Stichting Herdenking Javaanse Immigratie (STICHJI) over hun tijd op het voormalig kleinseminarie Beekvliet in Sint-Michielsgestel. Daar werden zij samen met een groep andere Javaanse-Surinamers opgevangen nadat ze in november 1975, vlak voor de Surinaamse onafhankelijkheid, naar Nederland kwamen. Hierdoor kent Brabant een bloeiende Javaans-Surinaamse gemeenschap.

De tijd vooraf aan de onafhankelijkheid van Suriname was onrustig voor verschillende gemeenschappen, waaronder de Javaans-Surinaamse minderheid. Onder begeleiding van parlementslid Riboet Dasiman kwam een grote groep Javaans-Surinamers via een gecharterd vliegtuig naar Nederland. Waaronder Toeki en Hendrik, samen met familie. Zo zijn ze terechtgekomen op het voormalig kleinseminarie Beekvliet in Sint-Michielsgestel. Op de begraafplaats in Sint-Michielsgestel zijn veel van de Javaanse-Surinaamse ouderen begraven, onder hen nog die als contractarbeider naar Suriname zijn gehaald.

 

Toeki (T): "In Suriname ben ik opgevoed door mijn tante en oom. Die duiden wij aan als vader en moeder. Het is dankzij hen dat wij hier in Nederland zijn gekomen."

Hendrik (H): "We waren in totaal met z’n vijven, ik, Toeki, mijn schoonouders en een oudere man, tegen de 70 of 80, die uit Indonesië kwam. Mijn schoonouders waren in Suriname geboren. Mijn schoonvader heeft wel nog wat familie in Indonesië kunnen terugvinden. Zijn oma heeft hij toentertijd nog weten op te sporen. Helaas hebben wij ons toen niet verdiept waar zij woonden."

T: "Nu wij ouder zijn beseffen wij ons: hadden we het toen maar gevraagd."

H: "Maar zij vertelden het ook niet. Voor hen was het niet gewoon om over dingen te praten. We kregen geen uitleg. Dan zeiden ze bijvoorbeeld: “Je mag het achterstuk van de kip niet eten!” Maar we wisten niet waarom. Nee is nee! Dus we konden het niet echt vragen."

 

In Nederland

T: "Ik was net twintig geworden toen wij in Nederland kwamen, Hendrik was toen 23. Mijn ouders hadden besloten om naar Nederland te gaan. Wij wilden in eerste instantie niet mee, maar mijn ouders zeiden: “Jullie moeten echt mee!” We zijn hier op 31 oktober 1975 hier gekomen, met de groep van Riboet Dasiman. We zijn toen vanaf Schiphol naar Sint-Michielsgestel gegaan."

H: "Dat was voor ons ook een heel rare en bijzondere ervaring. Op Schiphol wisten we van niks, we begrepen de etiquette in Nederland helemaal niet. We zijn toen met een aantal honderd tegelijk aangekomen. In de bus geladen naar Sint-Michielsgestel. Er zijn er toen ook nog een aantal naar Putten gegaan, om kleding te halen."

T: "Maar wij gingen direct door, naar Sint-Michielsgestel. Daar een nachtje, de volgende dag gingen we naar Soest, daar mochten wij kleding halen."

H: "Die eerste nacht was ook nog een ervaring. Je zit tussen die mensen, het is onbekend."

T: "In onze groep zaten ook veel mensen die alleen naar Nederland kwamen, veel ouderen."

H: "Het was goed georganiseerd. Alles was goed verzorgd en er werden ook feesten voor ons georganiseerd. Spelletjes met Sinterklaas en cadeautjes met kerst! Dat was anders dan wat wij gewend waren in Suriname."

 

Op 500 meter lopen

H: "Als je aan een baan kon komen, kreeg je ook eerder een huis toegewezen. Er was gezegd: degene die aan een baan kan komen, krijgt eerder een huis. Binnen drie maanden kreeg ik een baan. Daar heb ik 44 jaar gewerkt, eerst als magazijnklerk maar daarna heb ik allerlei functies gehad. Uiteindelijk mocht ik daar ook mensen opleiden."

T: "In juli kregen we een huis, een paar straten verderop. Dus we kwamen in Gestel terecht. Op 500 meter lopen. Ik werkte toen nog niet, we krijgen in die tijd ook onze drie kinderen. Toen die ouder werden, ging ik werken. We gingen vaak terug naar Beekvliet.

Het was gezellig. Zoveel Javanen bij elkaar. En die kwamen ook overal vandaan, zelfs uit Amsterdam en Groningen. Ze kwamen allemaal bij elkaar op Beekvliet, dat was echt een ontmoetingsplek."

H: "De familie van Amsterdam kwam ook bij ons. We kregen een rantsoen vanuit het klooster. Een deel daarvan gaven we dan ook aan de familie."

T: "We mochten koken wat we wilden. De kruiden waren wel heel moeilijk om aan te komen. Soms kwam er een Hollandse boer langs, maar die had ook niet de kruiden die we wilden. Er waren wel twee toko’s in Den Bosch, Valentien achter de Hema en een toko op de Kruiskamp. Daar kon je soms toch lekkere Javaanse kruiden krijgen."

H: "Later zijn er ook Hindostaanse mensen die in Den Haag terecht waren gekomen, die kwamen ook met een kruidenwinkeltje langs in Beekvliet."

 

Vader en moeder

H: "Mijn schoonvader werkte eerst bij een slager in Boxtel, daarna is hij bij de WSW gegaan. Hij is eigenlijk de eerste persoon die onderdelen voor de gamelan maakte in Nederland, Djarimin heette hij. Zij zijn helaas verongelukt in Boxtel, uiteindelijk zijn ze begraven in Sint-Michielsgestel, op de begraafplaats waar meer Javaanse-Surinamers uit Beekvliet liggen."

T: "Het was ook voor hen vreemd om hier te zijn. Ze nog wel teruggegaan naar Indonesië op vakantie, niet om te wonen. Ook zijn ze ooit nog teruggegaan naar Suriname."

H: "En ook naar Mekka. Toen zij uit Mekka terugkwamen zijn ze verongelukt. Ze waren toen nog geen twee weken terug. We hebben er nog niet eens een goed gesprek over gehad. En toen… een aanrijding. Toen zij weg waren was de weg bij Boxtel veranderd naar een snelweg eigenlijk. Mijn schoonvader wist dat niet en zo is dat gegaan."

T: "Wij zijn hier dankzij hen. Ze wilden ons stimuleren om een nieuw leven te vinden, nieuw geluk in Nederland. Onze drie kinderen en vier kleinkinderen zijn allemaal Bosschenaar."