"Als klein meisje ging ik met mijn moeder mee, naar Dongen met de bus, naar het gasthuis waar Overgrootma sinds de zomer van 1955 verbleef. Ze had er een grote kamer met mooi uitzicht en een stolp met Mariabeeldje op de kast. In het lage kastje lag een trommeltje met bokkenpootjes, die koekjes kreeg ik nergens anders! Ze had prachtig wit haar (wat ze enkel waste met groene zeep) en ze had van die mooie uitspraken. Zoals dat je gezond bent als 'je roepert en je poepert' het maar goed doen en 'bezoek en verse vis blijven drie dagen fris'. Overgrootma was tot op hoge leeftijd vitaal, zo kon ze op haar tachtigste nog touwtje springen! Ze overleed op 17 november 1959 op 93-jarige leeftijd. Het hele verhaal van overgrootma kreeg ik pas veel later te horen van mijn tante Anneke, wat ik verder heb aangevuld met gegevens uit aktes en kranten via Delpher."
Dienstbode en erfgename
"Jo Janssen werd geboren op 1 maart 1866, in Rijsbergen, als jongste dochter van Cornelis Janssen en Joanna Staeltiens. Cornelis, oorspronkelijk landbouwer, afkomstig uit Etten, trouwde in 1852 met Joanna en vestigde zich in Rijsbergen, waar hij vanaf 1865 de kruidenierswinkel aan de Dorpstraat 90 bestierde. Net als oudste zus Adriana werd zus Elisabeth dienstbode, totdat ze in het klooster trad en als Zuster Rosalia een van de eerste wijkzusters in Breda werd.
Jo was bij de familie van Hal al snel meer dan alleen maar dienstbode, ze maakte zich onmisbaar als huishoudster en gezelschapsdame. De familie zag haar als een dochter. Maar ook Jo had roeping, ze ging naar het Franciscanessenklooster in Princenhage. Iemand van Van Hal heeft haar daar opgezocht en haar omgepraat om toch weer bij de familie te komen. Jo werd ook hun toekomstige erfgename, omdat zij gebrouilleerd waren met de rest van de familie.
Toen in 1898 meester Petrus Stanislaus Johannes van Hal stierf, dansten de neven op het graf in anticipatie op de grote erfenis. Hoe groot was hun teleurstelling, toen bleek dat Jo Janssen uit Rijsbergen het kapitaal van wel 80.000 gulden had geërfd."
De Boekbinder
"Jo had ondertussen kennis gekregen aan boekbinder Toon Hermans, van de Havermarkt, waarmee ze op 16 mei 1892 in het huwelijk trad. Met het kapitaal van Jo kon de boekbinderij gemoderniseerd en uitgebreid worden, ook de bovenwoning werd verbouwd. De broers van Toon waren niet een klein beetje jaloers, zij hadden een herberg (later 'De bruine pij') aan het Kerkplein. Zij hadden hun vergunning om alcohol te schenken verkocht om ook over contanten te beschikken, maar een herberg zonder bier werkt natuurlijk niet. Het eind van het liedje was dat zij uiteindelijk toch als knecht bij broer Toon in de boekbinderij gingen werken.
Jo en Toon kregen twee dochters, Jo en Annie."
De Nieuwe Prinsenkade
"Na het slechten van de wallen werden daarbuiten mooie huizen gebouwd, Jo en Toon Hermans kochten het huis op de Nieuwe Prinsenkade nummer twee. Daar woonden 'Bredase Chique', zoals op nummer vijf Baron Speyard van Woerden, die vonden de boekbindersfamilie natuurlijk 'nouveau riche' en hielden zich afzijdig. Maar daar trok Jo zich niets van aan.
Op 17 februari 1914 kreeg Toon een beroerte en stierf op 52-jarige leeftijd, dat was een zware slag voor Jo en haar twee dochters. Dochter Jo (mijn oma) zei wel eens dat 'het was alsof de zon ophield te schijnen'. Jo heeft haar weduwedracht/zwart nooit afgelegd, hoewel ze pas 47 was toen haar man stierf en ze vast kansen heeft gehad om te hertrouwen. Jo nam de leiding van de boekbinderij over totdat ze daarvoor later een opvolger vond in een oud-medewerker.
In 1920 trouwde dochter Jo met bankbediende Ber Engbersen en het jonge paar ging aan de Academiesingel wonen. Zeven jaar later trouwde Annie met Jan Sweens, een belastingambtenaar waarmee ze naar Den Haag verhuisde. Jo vond het huis aan de Nieuwe Prinsenkade te groot voor haar alleen, dus vroeg ze Jo en Ber om bij haar in te trekken, want er is daar ruimte genoeg voor hun inmiddels groeiende familie en twee dienstmeisjes."
Eén kapitein
"Met 'er kan maar één kapitein op een schip zijn' liet Jo het huishouden met liefde aan haar dochter over, die zelfs met de hulp van twee dienstmeisjes daar haar handen aan vol had. Want het was een groot en bewerkelijk huis: kleden, gang- en traplopers moesten worden opgenomen en over de klopstok met de mattenklopper uitgeklopt, dagelijks werden er vochtige theebladeren over het tapijt gestrooid (om stof op te nemen) en dan opgeveegd. De handwas (ook luiers) werd op maandag/wasdag gewassen en op zolder te drogen gehangen en gestreken, sokken moesten worden nagekeken en gestopt worden.
In de jaren dertig was Jo’s kapitaal wel iets geslonken, door de crisis en familieverplichtingen tegenover de broers en zus van Toon. Schoonzoon Ber, die carriѐre had gemaakt bij de bank van Van Mierlo als procuratiehouder en makelaar van effecten, had veel goodwill bij dankbare klanten. Vooral boeren wiens spaargeld hij veilig belegd had. Hij zorgde ervoor dat zijn schoonmoeder onbezorgd van haar oude dag kon genieten. Door zijn contacten met boeren werd er tijdens de Tweede Wereldoorlog nooit honger geleden. De twee jongste kinderen in het huis, Jan en Joke, werden regelmatig zondags met een kinderwagen naar de boer gestuurd, die ze dan vol met levensmiddelen thuis brachten."
De Franciscanessen in Dongen
"Het was een gezellig druk huishouden aan de Nieuwe Prinsenkade, alles kon en familie werd er opgevangen, maar toen begon het uitvliegen. Toen ook jongste dochter Joke het nest verliet om met Jean Bergé te trouwen, werd het huis toch te groot. In goed overleg werd het huis verkocht, en Jo en Ber Engbersen verhuisden naar de Loopschansstraat. Jo had al eerder geregeld dat ze naar Franciscanessen in Dongen ging, naar het St Elisabeth gasthuis, waar haar zus Elisabeth nog gewerkt had als Zuster Rosalia.
Ze had het er goed naar haar zin, ze had een goede vriendin aan haar buurvrouw Betsy, de zusters die haar hielpen gaven haar complimentjes over haar mooie, witte, met groene zeep gewassen haar. Ze kreeg regelmatig bezoek van haar kleinkinderen met hun kinders, wel vijftien achterkleinkinderen.
Jo Janssen overleed op 17 november 1959, tevreden na een mooi lang leven, 93 jaar oud. Telkens als ik een bokkenpootje eet, dan denk ik aan haar!"