De vlucht van de Zoete Lieve Vrouw van 's-Hertogenbosch

Een gespiegelde prent van het beeld van de Zoete Lieve Vrouw gemaakt rond 1900 door pater Jan Kronenburg. (Bron: J.A.F. Kronenburg, Maria’s Heerlijkheid in Nederland, 1904)

Een gespiegelde prent van het beeld van de Zoete Lieve Vrouw gemaakt rond 1900 door pater Jan Kronenburg. (Bron: J.A.F. Kronenburg, Maria’s Heerlijkheid in Nederland, 1904)

In 1630 vluchtte de katholieke jonkvrouw Anna van Hambroeck met het beeld van de Zoete Lieve Vrouw van Den Bosch naar Antwerpen. In ’s-Hertogenbosch was het beeld na het beleg van 1629 niet meer veilig. Hoe heeft haar reis er uit gezien?

In september 1629 temde de prins Frederik Hendrik van Oranje (1584-1647) de ‘Moerasdraak’, hij leidde een succesvol beleg van ’s-Hertogenbosch en nam de stad over van de Spanjaarden. De stad, die niet alleen midden op de frontlinie van de Tachtigjarige Oorlog maar ook op die van de Reformatie lag, viel nu in protestantse handen.

Bang voor herhaling van een beeldenstorm liet Michaël Ophovius (1570-1637), de bisschop van ’s-Hertogenbosch, alle kostbaarheden van de katholieke kerk in veiligheid brengen door ze onder te laten duiken in de stad of te verbergen in het Dominicanenklooster van Antwerpen. Onder deze kostbaarheden viel het beeld van de Zoete Lieve Vrouw van Den Bosch. Dit dertiende-eeuwse Mariabeeld werd door de Bosschenaren vereerd voor de wonderen die het verricht zou hebben. Deze stonden beschreven in het mirakelboek Mirakelen van Onse Lieve Vrouwe tot sHertogenbosch.

Een gespiegelde prent van het beeld van de Zoete Lieve Vrouw gemaakt rond 1900 door pater Jan Kronenburg. (Bron: J.A.F. Kronenburg, Maria’s Heerlijkheid in Nederland, 1904)

Een gespiegelde prent van het beeld van de Zoete Lieve Vrouw gemaakt rond 1900 door pater Jan Kronenburg. (Bron: J.A.F. Kronenburg, Maria’s Heerlijkheid in Nederland, 1904)

 

Het beeld duikt onder

Om het beeld, samen met de sieraden waarmee het aangekleed was, in veiligheid te brengen werd het ondergebracht bij jonkvrouw Anna van Hambroeck (1590-1660). In 1625 had zij een huis aan de Oude Dieze in ’s-Hertogenbosch gekocht. Omdat ze familie van de nieuwe gouverneur van de stad was, vond Ophovius dat het beeld hier veiliger zou zijn dan op andere onderduikadressen. Haar aanzien, prestige en connecties konden zo van pas komen om het beeld uit de handen van de protestanten te houden. Daarnaast stond Anna al bekend vanwege haar betrokkenheid bij de Mariaverering. Eén van de voorwaarden van de overgave van ’s-Hertogenbosch was dat het roerend goed van de kerk in handen van de katholieken bleef. Hierom kon het beeld van september tot januari veilig bij Anna verblijven.

In januari van 1630 eisten de predikanten van de stad ‘s-Hertogenbosch echter alsnog alle overgebleven kerkschatten in ‘s-Hertogenbosch op. Ophovius en Anna vonden het daarom slimmer het beeld naar Antwerpen te smokkelen, waar het ondergebracht kon worden bij het Dominicanenklooster. Naast dat hier al meerdere andere kerkschatten uit ‘s-Hertogenbosch ondergebracht waren, was Ophovius als voormalig prior ook nauw verbonden met het instituut.

Ophovius zelf was al gevlucht uit ‘s-Hertogenbosch en reisde heel Brabant rond in zijn streven zijn bisdom te herstellen. De reis, die niet zonder gevaren was, zou dus aan Anna toekomen. Ze werd hierbij vergezeld door Arent van Boecop (gedoopt 1590), een Gelderse edelman die ook actief was bij het behartigen van de katholieke belangen na de overname van de Meierij.

 

De reis

Op 26 januari 1630 schreef Ophovius, die zich op dat moment in Antwerpen bevond, in zijn dagboek dat hij een brief geschreven had aan Anna over de verplaatsing van het beeld. Of dat dit bericht nog bij Anna aangekomen is, is onduidelijk. Twee dagen later verscheen zij namelijk samen met Arent en het beeld in Antwerpen, zo schreef Ophovius. Een directe bode zou er ongeveer zeven uur over gedaan hebben om van Antwerpen naar ‘s-Hertogenbosch te komen. Naast het beeld van de Zoete Vrouw hadden Anna en Arent ook nog andere kerkmeubelen bij dus waarschijnlijk reisden ze met een wagen. Hun reis zal twee tot twee en een halve dag geduurd hebben, mits ze via Tilburg en Baarle reisden.

In deze periode zijn er namelijk twee hoofdroutes om van ‘s-Hertogenbosch naar Antwerpen te komen. De eerste is de eerdergenoemde weg die via Helvoirt, Tilburg, Baarle en Hoogstraten liep. Dit stukje weg is onderdeel van een grotere route van Antwerpen naar Nijmegen, waarna de weg vanaf Nijmegen afsplitst naar meerdere belangrijke steden zoals Zwolle, Bremen en Osnabrück. In de zeventiende eeuw was dit een belangrijke en goed ontwikkelde handelsroute. Behalve dat de weg een hele belangrijke was, was deze route voor de reis van Anna en Arent ook het kortst en snelst. De reis van ’s-Hertogenbosch naar Antwerpen kon in die tijd echter ook via Loon op Zand, Breda, Zundert en Wuustwezel. Hierdoor waren Anna en Arent sneller uit de Meierij van ’s-Hertogenbosch en ontweken ze de stad Tilburg. De baronie van Breda was namelijk nog in Spaanse handen en veiliger om door te reizen.

Aangezien Anna en Arent er ongeveer twee dagen over gedaan hebben is het aannemelijk dat ze ergens overnacht hebben. Om te overnachten op reis had je twee belangrijke opties: de herberg of het klooster. Langs alle belangrijke routes stonden herbergen waar je tegen een betaling kon eten en slapen. Zo had je net ten zuiden van ’s-Hertogenbosch herberg de Stockvis. Kloosters boden vaak ook onderdak aan reizigers en daklozen aan. In Hoogstraten was er zowel een Franciscanenklooster als een Begijnenklooster waar Anna en Arent mogelijk geslapen kunnen hebben.

Kaart van de Meierij van ’s-Hertogenbosch uit 1633, uitgegeven door Henricus Hondius. (Bron: Rijksmuseum)

Kaart van de Meierij van ’s-Hertogenbosch uit 1633, uitgegeven door Henricus Hondius. (Bron: Rijksmuseum)

Overvallen!

Tijdens hun reis worden Anna en Arent overvallen door een bende van het garnizoen van Bergen op Zoom, zo leren we uit Ophovius’ dagboek. De bende neemt van alles van hen af, waaronder drie zilveren kronen die het beeld van de Zoete Vrouw versieren. Het beeld zelf nemen de rovers niet mee. We kunnen alleen maar gissen waarom niet, in elk geval had het beeld een reputatie er niet mooi uit zien. Wellicht dat de rovers het beeld daarom in handen van Anna en Arent hebben gelaten.

Het plunderend garnizoen was verbonden aan het Markizaat van Bergen op Zoom, maar dat betekent niet dat Anna en Arent via het Markizaat reisden. Ze weken namelijk ook wel eens uit naar naastgelegen gebieden. Rond 1590 stond het garnizoen van Bergen op Zoom erom bekend, onder leiding van de familie Backx, plunderend door het Brabantse land te trekken. Ook in 1629, een jaar voor Anna’s reis, plunderde het garnizoen een handelsroute tussen ’s-Hertogenbosch en Antwerpen. Of dat het garnizoen van Bergen op Zoom dit keer rondom haar eigen markizaat was gebleven is niet met zekerheid te zeggen. Anna’s reis kon dus zowel via Baarle en Hoogstraten als via Breda en Zundert gegaan zijn.

zoete lieve vrouw 3

Aanval van overvallers op een konvooi door Sebastiaan Vrancx rondom 1610. (Bron: The State Hermitage Museum)

De nasleep

Een dag nadat Anna in Antwerpen aankwam richtte ze een stichting op met als doel om Bossche weesmeisjes te allen tijde erewacht te laten houden bij het beeld. Ook meldde ze aan Ophovius dat ze de lucht in Antwerpen te vies vond en de stad ongeschikt was als verblijfplaats voor het beeld, waarna ze regelde dat het beeld naar Brussel verplaatst werd waar het onder bescherming van de landvoogdes Isabella van Spanje (1566-1633) kwam te staan. Aan Anna’s devotie voor de Zoete Lieve Vrouw twijfelde Ophovius niet. Hij gaf in zijn dagboek aan dat ze kon rekenen op al zijn steun, ze had zijn volste vertrouwen.

Ophovius wist zelfs een week na aankomst van het beeld de gestolen sieraden terug te krijgen door ene Van der Gouwen naar Bergen op Zoom te sturen om deze terug te halen. Hoe dit verliep is niet met zekerheid te zeggen, maar Van der Gouwen keert terug met de sieraden en krijgt een beloning voor zijn verdiensten.

De belofte dat het beeld weer terug naar ’s-Hertogenbosch zou keren als de kust veilig was wordt lange tijd ontweken. Pas in 1853 geeft Brussel toe en wordt het beeld weer in de Sint Jan gezet, waar het tot vandaag de dag nog steeds aanbeden wordt.

 

Bronnen

Boeree, A., De Kroniek van het Geslacht Backx, Wageningen, 1943.

Craane, M.L., Spatial Patterns; the Late Medieval and Early-Modern Economy of the Bailiwick of ‘s-Hertogenbosch from an Interregional, Regional and Local Spatial Perspective, 2013.

Frenken, A., “Het dagboek van Michaël Ophovius, 4 augustus 1926 - einde 1631” Bossche Bijdragen 15, 1937-1938, 1-340.

Placidus, P., “Zorgen van Bisschop Ophovius na de val van Den Bosch in 1629.” Bossche Bijdragen 13, 1935-1936, 131-197.

Van Sasse van Ysselt, A.F.O., De Voorname Huizen en Gebouwen van ’s-Hertogenbosch alsmede hun Eigenaars of Bewoners in Vroegere Tijden uit de Bossche Schepenprotocollen loopende van 1500 – 1810, 's-Hertogenbosch, 1823.

Thiers, O,. “Antwerpsebaan en Groenewouddreef: Zandpaden met een roemrijk verleden”, Schatten van Vught (jrg. 4, deel 2, december 2021), 12-19.