Na de bevrijding
“Een van mijn meest heftige herinneringen die ik nog voor me kan zien, speelt zich af bij het oude raadhuis in Nuenen, waar nu het museum Van Gogh Village Nuenen is. Heel veel mensen stonden daar en keken naar het bordes, een klein balkon. Op het bordes stond Gerard ‘Gradje’ Peters, onderwijzer van de school. Hij had in de meidagen 1940 gevochten tijdens de inval, en was na zijn vrijlaten uit krijgsgevangenschap bijna meteen bij het verzet gegaan. Hij was actief bij de Partizanen Actie Nederland, een verzetsgroep uit de regio Eindhoven. Hij had het niet op met vrouwen die het met de Duitsers hielden. Er stond een vrouw bij hem op het bordes. Hij schoor het hoofd van de vrouw helemaal kaal en zette er met zwart een groot hakenkruis op. De menigte scandeerde: ‘Knip, knap, kale kop, met een hakenkruis erop!’ Ik stond er tussen. Hoe ik er kwam, ik weet het niet maar ik schreeuwde hard mee. Het hield niet op. Er waren enkele vrouwen waar dat mee gebeurde. Ik word nog door schaamte bevangen als ik er aan denk. Ik denk dat mijn ouders niet wisten waar ik was. Niemand van ons thuis trouwens. Hoe oud zal ik geweest zijn? Niet ouder dan zeven of acht.”
Te vroeg
“Voordat het zover was, hoorden we op een dag dat de Engelsen in Son waren en er ging rond dat de plek bevrijd was. In Nuenen was het bericht enthousiast ontvangen, want wij hadden de vlag uithangen. Veel mensen uit Nuenen fietsten naar Son om de Engelsen daar te begroeten. Het verhaal ging later dat een aantal jongens van een van de families in Nuenen met oranje shirts aan Son bezochten. Toen kwam het bericht dat de Duitsers weer in Nuenen waren. Die jongens zijn zonder truitjes en in hun blote bast naar huis gefietst. Mijn zus en broer waren ook naar Son , toen zij het bericht hoorden dat de Duitsers weer in Nuenen waren zijn zij door Het Broek (natuurgebied ten noorden van Nuenen), kruipend tussen de bieten om niet gezien te worden, naar huis gegaan om de vlag binnen te halen. Nuenen zat weer vol Duitsers.”
De Engelsen
“Toen de Engelsen in Nuenen kwamen, de ‘Tommies’, noemden wij ze, herinner ik me nog dat allerlei mensen hen verwelkomden met bakjes tomaten. Die tomaten hadden een soort oranje kleur en was waarschijnlijk het enige wat mensen op dat moment in overvloed hadden.
Mijn vader had een kousenfabriek aan de Eindhovenseweg. Tijdens de inkwartiering kregen we een Engelse gaarkeuken in onze fabriek, die aan ons huis was verbonden. De legerkok maakte daar eten klaar voor de Engelse soldaten die rondom gelegerd waren. Mijn moeder kon heel goed cake bakken en de Engelsen wilden daar veel van hebben. Zij gaven mijn moeder bloem, eieren, boter en suiker zodat zij genoeg benodigdheden daarvoor had. Daartegenover kregen wij vaak eten van hun keuken. Ik herinner me dat mijn twee jaar oudere broer en ik 's morgens uit bed kwamen. Dan stond er altijd lekker eten voor ons in de oven, door de Engelsen voor ons klaargemaakt.
Op een dag, ik weet niet hoe oud ik was, ging ik onze fabriek binnen. Ik dacht: ‘Dit is onze fabriek, daar loop ik binnen om naar die Engelsen te gaan kijken. Dat mag gerust, het is toch onze fabriek.’ Maar er stond een strenge soldaat, hij kwam naar me toe en zei: ‘It is not allowed to be in the cookhouse!’ Ik wist niet wat het betekende maar hij joeg me ermee weg.
In die tijd moest alles in huis verduisterd worden, wat wil zeggen dat je van buiten niet kon zien dat er in huis lampen aan waren. We hadden daar aparte doeken voor. Ook gebruikten we kaarsen om zo weinig mogelijk licht naar buiten te laten schijnen. Mijn broer Antoon had een heel inventieve manier bedacht om aan kaarsen te komen. Wij hadden in de fabriek een spoelmachine. Daarop werden de strengen wol en garen op klossen gespoeld om ze te kunnen gebruiken op de breimachines. De draden van dat garen liepen tijdens het spoelen tussen waxineschijfjes door, zoiets als een theelichtje, ik denk om het garen wat vettig te maken. Antoon maakte van hout een mal, legde daar een katoenen draad tussen, klemde de twee helften strak tegen elkaar en goot daar gesmolten waxine in, die wij genoeg hadden in de fabriek. Na een poos drogen werden de twee stukken hout van elkaar gehaald en we hadden een kaars. Hij heeft er zo veel gemaakt.
Terwijl de Engelsen er waren, kwamen de hoge bazen slapen bij ons thuis, in de slaapkamer van mijn ouders, in hun bed. Mijn ouders en alle kinderen sliepen beneden in het huis, in de kamer, ik denk op kermisbedden.”