Hendrik en Mencía
Het was een grote eer voor Hendrik dat keizer Karel V (1500-1558) Mencía persoonlijk aan hem uithuwelijkte. Na het overlijden van haar vader zou Mencía een van de rijkste vrouwen van Spanje worden en de adellijke titel 'markiezin van Zenete' dragen. Dat de keizer Hendrik koos als haar echtgenoot had verschillende redenen. Hendrik was opperkamerheer van Karel V, lid van Raad van State, lid van het Gulden Vlies en was al jaren zijn vertrouwde adviseur. De keizer wilde bovendien voorkomen dat Mencía zou trouwen met een telg uit een hoog adellijke familie uit Spanje, om hun macht niet meer te doen groeien.
Door haar aan Hendrik uit te huwelijken zag Karel V kans om de Nederlandse edelen met de Spaanse te verenigen. Stevige onderhandelingen volgden, waarmee Hendrik zich verzekerde van genoeg geld om recht te kunnen doen aan het welgestelde leven van zijn aanstaande en hun potentiële kinderen. Tijdens de bruiloft in 1524 begeleidde keizer Karel V Hendrik zelf naar het altaar in het Spaanse Burgos. Hiermee werd het enige huwelijk tussen Spaanse en Nederlandse adel dat door Karel V is gearrangeerd een feit.
Door de positie van Hendrik aan het hof van Karel V reisde het echtpaar na het voltrekken van het huwelijk nog enkele jaren mee met de keizer door Spanje, Italië en Duitsland. In 1530 bereikten ze de Nederlanden waar Hendrik en Mencía verbleven in het stadspaleis van de Nassaus in Brussel. Het lag vlakbij het Paleis op de Koudenberg en in tegenstelling tot het Kasteel in Breda, was het van alle gemakken voorzien. Hendrik en Mencía hadden echter de wens om zich te vestigen in Breda en vanuit hun verblijf in Spanje gaven ze opdracht voor de eerste werkzaamheden aan het Kasteel.
Paleis in Breda
Geïnspireerd door hun reizen en de residenties van Mencía’s familie, ontstonden plannen om het Kasteel van Breda om te bouwen tot een vorstelijk renaissancepaleis. Het zou gebouwd worden volgens de laatste mode en de klassieke bouworde, geïnspireerd op onder andere het kasteel van La Calahorra, de Spaanse Platerescostijl en andere Spaanse invloeden bevatten, zoals majolica vloeren.
De eerste aanpassingen aan het Kasteel zijn vermoedelijk begonnen onder architect Rombout Keldermans (1460-1531). In 1530 verstrekt Hendrik architect Tommaso di Andrea Vincidor (1493-1536) de opdracht tot het leveren van een ontwerp. Over Vincidor is maar weinig bekend. Albrecht Dürer (1471-1528) omschrijft hem als een leerling van Rafaël (1483-1520) in zijn correspondentie en kunsthistoricus Giorgio Vasari (1511- 1574) vermeldt dat Vincidor samen met andere medewerkers van Rafaël werkte aan de decoratie van de Loggia van Rafaël in het Vaticaans Paleis.
Hendrik III en Mencía vragen Vincidor om een paleis dat zal bestaan uit maar liefst twee binnenhoven. Het wordt er om onduidelijke redenen uiteindelijk maar één. Voor het binnenhof ontwierp Vincidor een serie terracotta medaillons die beroemde Griekse en Romeinse helden voorstelden. De inspiratie hiervoor vormden de hoofdstukken in Vitae parallellae van Plutarchus (ca. 46-120) en de antieke munten uit de collecties van Mencía en Hendrik. Na binnenkomst door de poort van het Kasteel zie je nog altijd direct rechts Romulus en direct links Theseus. Dit zijn de twee legendarische stedenstichters waarmee Plutarchus zijn boek begint.
Het Kasteel kreeg twee verdiepingen. De bovenste bevatte een rij dakkapellen, versierd met 48 engelenkoppen. Door het binnenhof liep je naar een enorme staatsietrap. Die kwam uit bij de grote zaal en bij Hendriks privévertrekken. Het hele terrein werd voorzien van beeldhouwwerken. De zuidelijke gevel van de grote zaal werd voorzien van guirlandes, dolfijnen en sfinxachtige figuren en op het dak van de voorgevel stonden twee eenhoorns. De vertrekken van Mencía lagen boven de watermolen op het terrein van het Kasteel. Vanaf daar had ze een fraai uitzicht op de renaissancetuin, het Markdal en het Belcrumse Bos.
Kunst in het kasteel
Toen een groot gedeelte van het exterieur was verbouwd was het tijd om het paleis verder aan te kleden met luxe voorwerpen en kunst. Een serie van acht wandtapijten van elk 5,50 x 4,20 meter groot, ontworpen door schilder Bernard van Orley (ca. 1490-1541), gingen de muren sieren van de Salle Dorée. Ze staan bekend als de Nassause tapijten, of de Nassause Genealogie, omdat ze de dynastie van de Nassaus verbeelden. Op ieder tapijt stond een Nassaugeneratie die heeft gewerkt aan de macht en status van de familie. Vanuit het stadspaleis in Brussel werden portretten van Hendrik, Mencía en Europese vorsten gehaald om nog maar eens te benadrukken onder welke grootten der aarde het echtpaar zich bevond. Dineren vond plaats met behulp van gouden servies en op de vloeren lagen kostbare majolicategels, waarvan een later de “veelgeoogde Gallery” werd genoemd. In het Kasteel bevonden zich een prachtige collectie verluchte handschriften en een kunst- en penningkabinet dat onder meer werken bevatte van gewilde schilders als Lucas Cranach (1472-1553), Jan Gossaert (1478-1532) en Hieronymus Bosch (ca. 1450-1516). Het interieur moest even rijk zijn als het exterieur.
Het huwelijk bleef kinderloos en het leven van Hendrik bleek te kort om het volledige ontwerp van hun paleis uit te voeren. Na zijn dood in 1538 vertrok Mencía naar Valencia, waar zij twee jaar later hertrouwde met Ferdinand van Aragón (1488-1550). In 1682 gaf koning-stadhouder Willem III (1650–1702), als heer van Breda opdracht het renaissancepaleis van Hendrik en Mencía te voltooien.
Bronnen
Vosters, S.A. , Mencía de Mendoza: vrouwe van Breda en onderkoningin van Valencia, Delft, 1987.
Wezel Van, G.W.C, Het Paleis van Hendrik III graaf van Nassau, Zeist/Zwolle, 1999.