Een groot rijk met veel verschillende inwoners
In mei 1527 werd Filips II geboren als eerste en enige overlevende zoon van keizer Karel V en Isabella van Portugal (1503-1539). Hij kon er dus vanaf jonge leeftijd al op rekenen dat hij ooit het gigantische Habsburgse rijk van zijn vader zou erven. Onder dit rijk vielen onder andere Spanje, Oostenrijk en de Zeventien Provinciën der Nederlanden. Zijn gehele jeugd bracht Filips door in Spanje aan het keizerlijk hof waar hij opgeleid werd tot toekomstig koning. Filips’ vader, die zelf in Brussel opgegroeid was, was voor het grootste gedeelte van Filips’ jeugd op reis door het uitgestrekte Habsburgse rijk om dit zo goed mogelijk te regeren.
In 1548 vond Karel dat het tijd was om Filips kennis te laten maken met zijn toekomstige onderdanen. Daarom maakte Filips een ‘blijde reis’ door de landen waar hij later over zou regeren. Vanuit Spanje reisde hij door Genua naar Milaan om daarna door te trekken naar Mantua. Daarna reisde hij via Trent en Innsbruck naar München, Heidelberg en Luxemburg. Tijdens deze reis vergezelde een hele hofhouding aan edellieden en onderdanen hem. Zo was onder andere hertog Fernando Álvarez de Toledo (1507-1582) mee, ook wel bekend als de beruchte hertog van Alva.
Op 1 april 1549 kwam Filips aan in het keizerlijk hof te Brussel, waar zijn vader hem opwachtte. Naast een kennismaking met de culturen in de Nederlanden diende de reis ook een ander doel. In Brussel waren afgevaardigden uit elke provincie van de Nederlanden bijeengekomen voor een vergadering van de Staten-Generaal. Tijdens deze vergadering stemde elke provincie er mee in Filips te erkennen als troonopvolger. Ook zouden zij voortaan allemaal dezelfde opvolgingsregels te hanteren. Deze regeling noemen we ook wel de Pragmatieke Sanctie. Dit was een van de maatregelen waarmee Karel V centralisatie van zijn rijk wilde vergroten.
Om Filips’ benoeming als troonopvolger kracht bij te zetten bezochten Karel en Filips in juli en augustus van 1549 samen de steden in Vlaanderen, Artesië en Henegouwen. Het officieel onthalen van de nieuwe vorst heette in die tijd een blijde inkomst of blijde intrede, en was een oude traditie in vooral de Zuidelijke Nederlanden. De stad verwelkomde hierbij officieel hun nieuwe heerser in ruil voor een herbevestiging van bestaande privileges en rechten. Nadat ze op 19 september in Antwerpen aankwamen besloot Karel terug naar Brussel te reizen omdat hij moe was en erg veel last had van zijn jicht.
Naar Bergen op Zoom en Reimerswaal
Filips reisde echter nog door. We kunnen veel zeggen over hoe zijn reis er uit heeft gezien omdat Filips’ leermeester Juan Calvete de Estrella (ca. 1510-1593) een uitgebreid verslag bijhield over de reis. Vanuit Antwerpen vertrok hij op negentien september naar Bergen op Zoom waar hij diezelfde dag aankwam. Hij werd opnieuw vergezeld door een uitgebreide stoet aan edellieden en dienaren. Calvete de Estrella noemt veel namen waaronder zowel Spaanse en Italiaanse als Nederlandse prinsen, hertogen, markiezen, graven, baronnen en ridders. Alle lagen van de adel werden vertegenwoordigd. Het moet dus ook een grote en imposante stoet aan koetsen, wagens, karren en paarden zijn geweest die marcherend door het land trok.
In Bergen op Zoom werd hij rijkelijk onthaald door de markies Jan IV van Glymes (1528-1567) en zijn moeder de markiezin Jacqueline van Croÿ (1500-1550). Calvete de Estrella maakt een opmerking over de fakkels die aangestoken waren bij het ontvangen van de prins, dus het is aannemelijk dat het al schemerde of donker was. Na een koninklijk banket was het tijd om te gaan slapen. De volgende dag stond namelijk een bezoek aan Reimerswaal op de planning.
In de ochtend van 20 september, nadat de prins de mis had bijgewoond, vertrok de stoet in boten die met groen en geel satijn bekleed waren naar Reimerswaal. Als Filips twintig jaar eerder Reimerswaal had bezocht had hij dit nog te voet kunnen doen, maar door de Sint-Felixvloed van 1530 waren grote delen van Zuid-Beveland voorgoed verloren in de strijd tegen de zee. Alleen Reimerswaal en omliggende dorpen staken nog boven het water uit. Calvete de Estrella schreef:
“De plaats was erg verwoest, de helft is door de rivier weggespoeld, zozeer dat de muren als dijken dienen.”
Twintig jaar later waren ook deze nederzettingen compleet verwoest en verlaten. De prins bezocht dus een rampgebied en de inwoners van de Zeeuwse eilanden waren hem zeer dankbaar, zo schreef Calvete de Estrella.
Door naar Breda
Na Reimerswaal bezocht te hebben kwam hij ’s avonds via boot weer in Bergen op Zoom aan waar hij na opnieuw een feestmaal zou overnachten. De volgende dag vertrok de prins naar Breda waar hij laat in de avond aankwam en warm onthaald werd door de zestienjarige Willen van Oranje-Nassau (1433-1584). Willem was heer van Breda en bezat er het paleis van Breda. Het paleis was recentelijk gerenoveerd door Willems’ oom en neef in ware Renaissancestijl. Er was veel te doen in Breda tijdens Filips’ aankomst. Er waren allerlei spelletjes en zelfs een kameel, al bestaat er een grote kans dat het een mechanisch dier was en dat er geen kameel in levenden lijve in Breda was.
De volgende ochtend bezocht Filips braaf de ochtendmis en om daarna samen met Willem de graven van Willems voorouders te bezoeken. Onder die voorouders hoorde onder andere Willems eerder genoemde oom, graaf Hendrik III van Nassau-Breda (1483-1538) die voor zijn dood een belangrijke rol had gespeeld in het hof van Karel V. Ook was hij verantwoordelijk voor Willems titel als prins van Oranje en baron van Breda.
’s-Hertogenbosch is daarna aan de beurt
De volgende dag, 22 september, was het weer tijd om door te reizen, maar natuurlijk wel pas na het bezoeken van de ochtendmis. Filips en zijn gevolg vervolgden hun reis naar ’s-Hertogenbosch. Diezelfde dag kwamen ze aan en werden ze een halve mijl buiten de stad verwelkomd door de burgemeesters, pensionarissen, vijftienhonderd soldaten, trommelaars en haakbusschutters. Ook de heren en leiders van alle omliggende dorpen en gehuchten waren uitgenodigd de prins feestelijk te ontvangen. Onder die lokale heren vielen onder andere jonkheer Lubbert Turck, heer van Hemert en Jan van Brecht, hoogschout en laagschout van ’s-Hertogenbosch. Binnen de stad stonden de straten vol met de burgers van ’s-Hertogenbosch, Orthen en Den Dungen.
De prins overnachtte in het huis van Henrick van Deventer, ook wel het Keizershof genaamd. Dit huis heette zo omdat keizer Karel V al meerdere malen in dit huis bij van Deventer overnacht had. De volgende dag bezocht de prins de Sint-Jan, waar hij de vele altaren bekeek. Een punt van de Sint-Jan dat bij Calvete de Estrella veel interesse wekte was het Oordeelspel. Dit was een ruim tien meter hoog klokkenspel dat om het uur een show vertoonde waarin de drie wijzen knielen voor Jezus en Maria en de dag des oordeels de doden liet opstaan. Na alle plechtigheden verliet de prins met zijn gevolg ’s-Hertogenbosch, en daarmee ook Brabant.
Via Heusden naar Gorinchem en weer door
Na ‘s-Hertogenbosch reisde Filips door naar Heusden en bleef daar eten. Hij reisde diezelfde dag nog naar Gorinchem, waarna hij de rest van Holland, Utrecht en Gelre bezocht. Daar had hij blijde intredes in onder andere Den Haag, Haarlem, Amsterdam, Utrecht, Zwolle en Nijmegen. Uiteindelijk eindigde zijn rondreis in Roermond waar hij op 22 oktober 1549 zijn laatste blijde intrede had. Via Weert reisde hij terug naar Brussel. In vier maanden had hij bijna zestig steden en dorpen gezien. In Brussel verbleef hij de hele winter samen met zijn vader. Tijdens deze periode bracht Karel hem alles bij over het besturen van het rijk.
Terug naar het zonnige zuiden
Uiteindelijk verliet Filips in mei 1550 de Nederlanden. Hij verbleef nog een jaar in Augsburg voor de rijksdag die daar gehouden werd. In 1551 reisde hij naar Italië om zich daarna weer in Spanje te vestigen. Hier zag hij na drie jaar zijn zoon Don Carlos (1545-1568) weer terug. Nog geen zeventien jaar later was de band tussen Filips en de Nederlanden zo verslechterd dat zijn blijde intredes een verre herinnering waren.
Bronnen
Parker, G. Imprudent King: a New Life of Philip II. New Haven: Yale University Press, 2015.