Van vlasplant naar bruikbare stof
Voordat de vlasplant bruikbare vezels levert gaan er nog voorbereidingen aan vooraf. Vlas is een kwetsbaar gewas. De teelt en bewerking is daardoor een delicate zaak. Landarbeiders moesten op kousenvoeten op hun hurken het onkruid wieden tussen de stengels. Na de bloei wordt het gewas met wortel en al uit de grond getrokken. Maaien is vanwege de harde bast lastig. Bovendien is door het uit de grond trekken van het gewas de opbrengst hoger. Vervolgens worden de zaadbollen van de stengels verwijderd. Dit proces wordt repelen genoemd. Uit de zaadbollen wordt linnen- of lijnolie gewonnen. Na het repelen wordt de stengel in (warm) water gerot of geroot om de harde bast zacht te maken. Na rotting volgt droging en worden de brosse bast en andere hardere en onbruikbare delen in verschillende stappen verwijderd. Het breken van de bast, ook wel braken genoemd, gebeurde lange tijd met zware hamers zoals beuk-of bookhamers. Ze bestonden meestal uit een rechthoekig stuk hout op een steel. Bij de hamers was er qua gewicht en uitvoering verschil tussen mannelijke en vrouwelijke modellen.
Voor het breken van het gerote vlas lag het uitgespreid op de aarden vloer en werd op het vlas geslagen met eerdergenoemde hamers. Het was een ongezond en stoffig werk. Het verdere breken gebeurde met behulp van een handbraak. Dat is een stellage van hout voorzien van een houten zwengel met een stompe rand om de bossen vlas verder te kneuzen en te breken. Bij de vervolgbewerking, het zwingelen of slijpen, worden de stof en resterende houtdeeltjes verder verwijderd. Dat gebeurt met behulp van een zwingelbord. Dat is een houten constructie bestaande uit een brede voetplank met aan een kant een opstaande brede plank van bijna één meter hoogte voorzien van een brede inkeping (onder versterkt met een ijzeren strip) om daarin de bossen vlas met behulp van een stomp houten zwingelmes ‘af’ te slaan. Tot slot vindt een soort kamming van de vezels plaats, wat ook wel hekelen genoemd wordt. Dit gebeurde eerst handmatig en later met een hekelmachine. Handmatig gebeurt het door de bundels vlas door hekelkammen te trekken. Door de scherpe ijzeren punten worden vezelbundels gespleten en verkrijgt men fijnere en beter verspinbare vezels. In de loop van de tijd werden de hekelkammen voorzien van (vierkante) staalstiften.
Mechanisatie
Vanaf ongeveer 1865 werd het proces van braken gemechaniseerd. De braakmolen en braakmachine met daarnaast de zwingelmolen en zwingelmachine kwamen in algemeen gebruik. De braakmolen is een houten constructie, bestaande uit een zwengelmolen met geribde walsen (waartussen de stengels handmatig worden gevoerd) die met de hand bediend wordt. De braakmachine is van metaal, de walsen worden machinaal voortbewogen. De zwingelmolen bestaat uit een ijzeren rad, voorzien van een handzwengel, waaraan kleine houten zwingelmessen zijn bevestigd, die in combinatie met het zwingelbord dezelfde bewerking als met een handmatig zwingelmes sneller laat verlopen. De zwingelmachine deed hetzelfde werk machinaal; het was bovendien door de afdichting van de machine een stuk stofarmer werken.
De vlasteelt en vlasverwerking heeft in Nederland een onregelmatig verloop gekend. Veel van het Nederlandse vlas werd en wordt als onbewerkt vlasstro naar het buitenland geëxporteerd. In vroegere tijden naar de West-Europese centra zoals België en Frankrijk, maar tegenwoordig bijvoorbeeld naar China. Een wisselend deel werd bewerkt in eigen land tot grondstof voor de vlasspinnerij. De arbeid in de vlasserij vond grotendeels plaats in eenvoudige inrichtingen dichtbij vlaslandbouwgronden of vlasgebieden, in de zwingelketen en braakhokken. Het werk werd gedaan in werkverschaffing of in opdracht van vlasboeren, maar ook door losse arbeiders in het bezit van een braakmolen en andere apparatuur. Door overschakeling op mechanische en elektrische aandrijving was de laatste groep – mede minder gebonden door arbeidswetgeving – lang concurrerend.
West-Brabant staat bekend om zijn vlasteelt en vlasverwerking. In Klundert staat het Nationaal Vlasserij-Suikermuseum, een museum over leven en werken in het vlas, de suikerbieten en de suikerfabrieken.
Bronnen
Van Gorp, P. J. M. en Hombergen, A. J. G. M., Textielwaren, Groningen, 1974.