Het Oeteldonks Vaandel

Het eerste vaandel van de Oeteldonksche club, gedragen door veldwachter Driek Pakaon, gespeeld door Frans Stolzenbach. (Foto: Arnoud Pistoor, 1892, Erfgoed 's-Hertogenbosch)

Het eerste vaandel van de Oeteldonksche club, gedragen door veldwachter Driek Pakaon, gespeeld door Frans Stolzenbach. (Foto: Arnoud Pistoor, 1892, Erfgoed 's-Hertogenbosch)

De Oeteldonksche Club, die jaarlijks het carnavalsfeest in ’s-Hertogenbosch (Oeteldonk) organiseert, heeft zoals veel carnavalsverenigingen de beschikking over een vaandel. Dat wordt meegedragen bij de intocht van de prins, bij de optocht en veel andere officiële gebeurtenissen. Het huidige vaandel staat bekend als 'Ut aller-allerneiste Vaondel'.

Het werd in gebruik genomen in 2003 ter vervanging van ‘Ut allerneiste Vaondel’ uit 1981. Daarvoor gebruikte men ‘Ut neie Vaondel’ uit 1970 en daarvoor weer wat nu ‘Ut aauwe Vaondel’ heet, dat al sinds 1901 meeging. En nog vroeger was er ‘Ut hille aauwe Vaondel’ dat nu staat te pronken in het Oetedonks Gemintemuzejum. Waarmee maar gezegd wil zijn dat de georganiseerde carnavalsviering in Oeteldonk ver teruggaat, om precies te zijn naar 1882.

Krabbegat ofwel Bergen op Zoom, waar men overigens – subtiel verschil − geen carnaval viert maar vastenavond, loopt daarmee min of meer in de pas. De eerste georganiseerde optocht trok daar in 1895 door de straten, maar de vastenavondviering had in Bergen op Zoom, net als in Den Bosch, nog veel oudere wortels. Vele tientallen jaren lang zouden beide steden zowat de enige plekken in Brabant zijn met een levendige traditie van straatcarnaval. Want al bestaat alom het beeld dat Brabant en carnaval zowat synoniem zijn, de werkelijkheid is dat het feest pas een eind na de Tweede Wereldoorlog in Brabant een bredere basis heeft gekregen. Een van de redenen voor die late opbloei was het verzet vanuit de wereldlijke en vooral de kerkelijke overheid, die beide doodsbenauwd waren voor dronkenschap, vechtpartijen en liederlijk gedrag. Met het propageren van het veertigurengebed, dat duurde van zondag tot en met dinsdag vóór Aswoensdag, probeerde de geestelijkheid de gelovigen van feestvieren af te houden.

Ironisch genoeg had het kerkelijk verzet het Bossche carnaval juist de wind in de zeilen gegeven. Toen de Bossche bisschop Adrianus Godschalk (1819-1892) in 1881 een verbod afkondigde kwamen carnavalsminnende Bosschenaren in het geweer. Door het feest te ‘veredelen’ hoopten zij de kerkelijke argumenten te ontkrachten. Daartoe bedachten ze – het gaat tenslotte om het feest van de omgekeerde wereld − het boerendorp Oeteldonk waar de stadse Bosschenaren, verkleed als boeren en ‘durskes’ drie dagen lang een toneelstuk opvoerden. Terwijl de veldwachter Driek Pakaon een oogje in het zeil hield, werd het dorp gedurende deze dagen bestuurd door ‘burgervoajer’ Peer vaan de Muggenheuvel, wiens naam een plaagstootje was naar bisschop Godschalk, die in het gehucht Mugheuvel bij Den Dungen geboren was. Met 28.000 toeschouwers was de eerste optocht een daverend succes.

In later jaren zou het ceremonieel en het bijbehorend protocol nog verder worden uitgebreid, met bijvoorbeeld de feestelijke ontvangst sinds 1883 van prins Amadeiro, wiens dynastie inmiddels vijfentwintig generaties telt. Of met de introductie in 1927 van Hendrien, de huishoudster van de Peer – onveranderlijk een man in travestie – die alleen in een schrikkeljaar in het openbaar verschijnt. In de overige jaren blijft ze thuis om de Peer zijn sokken te stoppen, om de ‘erpel te schellen’ en de ‘kiepen te voeieren’.

 

Bronnen

Van de Laar, R. en van Roesel, N., De Oeteldonkse Club 99 jaar 1882-1981, Oeteldonk, 1981.

Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.

 

Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. Van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 198.