Auteur: W.F.J. van den Berg

A.H.J. van Delft

Geboortedatum: | Sterfdatum:

priester-dichter

Brink met kerk in Sint-Anthonis

Brink met kerk in Sint-Anthonis. (Bron: Gerard Dukker, November 1964, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Antonius Henricus Joseph van Delft is geboren in Tilburg op 14 september 1876 als zoon van Lambertus Wilhelmus van Delft en Helena Catharina Cornelia van Lier. Hij overleed te Tilburg op 24 juli 1958 en werd begraven te Sint-Anthonis.

Opleiding tot cultureel betrokken priester

De jonge Antoon van Delft kwam uit een ondernemersmilieu: de familie Van Delft exploiteerde een metaalwarenfabriek. Van Delft trad na zijn studie humaniora op de Latijnse school van de paters Franciscanen te Megen in in het noviciaat van de paters Jezuïeten in het Brabantse Velp. Na enkele jaren bleek het kloosterleven toch niet zijn ideaal en ging hij naar het groot-seminarie van het Bossche bisdom in Haaren. Op 17 juni 1905 werd hij priester gewijd. Na enige jaren assistentschap te Rosmalen volgde op 27 mei 1910 zijn benoeming tot kapelaan in Lage Zwaluwe.

Vanaf het begin van zijn priesterschap was Van Delft nauw betrokken bij de culturele emancipatie van de katholieken in Nederland. Na zijn debuut met Eucharistica, een bundel sacramentsgedichten, maakte hij vooral teksten voor geestelijke liederen. In 1910 verscheen de bundel Jaarkrans, getoonzet door Philip Loots. Grote bekendheid kreeg de jonge dichter doordat een aantal van zijn verzen op muziek werd gezet door de priester-componist Adr. P. Hamers. De liederen van Hamers werden gebundeld in 't Psalterke. Deze bundel, waarvan een derde deel op teksten van Van Delft was gecomponeerd, was wat men nu een bestseller zou noemen. Honderdduizenden exemplaren werden in de loop der jaren verspreid. De liederen van Hamers en Van Delft hebben vele jaren veelvuldig geklonken in de katholieke kerken van ons land.

 

Theater en poëzie

Behalve aan literatuur besteedde Van Delft veel tijd aan studie van de bijbel. Toch was het een toeval dat hij kwam tot het schrijven van bijbelse spelen. Hij had het bijbelse drama De verloren zoon gezien, geschreven door Willem Smulders, ook een bekende Brabantse priester-dichter. Op een bijeenkomst op de pastorie in Lage Zwaluwe, waar Willem Smulders eveneens aanwezig was, had Van Delft kritiek op het stuk. Hij vond het ondramatisch: de drie hoofdpersonen zagen elkaar nooit. Smulders vond dat je van de bijbel eigenlijk geen drama kon maken. Om het tegendeel te bewijzen heeft Van Delft toen in enkele weken tijd het spel Saul en David gedicht, dat werd uitgegeven in 1914. Het succes was zo groot, dat hij daarna nog een reeks bijbelse en andere spelen schreef. Om er enkele te noemen: Sauls bekering, Hirtacus, Jeremias, De dorre boom en Tarcisius. De latere spelen hebben de eersteling niet kunnen evenaren. De dichter en criticus Bernard Verhoeven schreef eens: 'Een stuk als Saul en David is ongetwijfeld het hoogtepunt uit de periode van het Brabantse bijbel-toneel'.

Naast zijn bijbelstudie verdiepte de jonge letterkundige zich in de poëzie van Gezelle en Vondel. Al gauw raakte hij gefascineerd door een der grootsten uit de wereldliteratuur: Dante Alighieri. Zijn Dante-studie resulteerde in de uitgave in vier banden van zijn Dante-verklaring met vertaalden tekst. Eerst het minder bekende Nieuw leven, vervolgens de Goddelijke komedie. Tijdens het voltooien van dit gigantische werkstuk werd Van Delft met ingang van 11 juni 1920 benoemd tot kapelaan in Geldrop. Daar bereidde hij de uitgave voor van Vondels Altaergeheimenissen, met verklaring van zijn hand.

 

Sociaal betrokken pastoor

Toen Van Delft met ingang van 10 juni 1927 pastoor werd in Sint-Anthonis had hij al het grootste deel van zijn werk als letterkundige tot stand gebracht. In Sint-Anthonis wijdde hij zich voor alles met hart en ziel aan zijn taak van parochieherder. Hij werd door zijn parochianen hogelijk gerespecteerd en gewaardeerd vanwege zijn grote toewijding en vanwege zijn boeiende preken en talloze voordrachten. Hij was zeer geïnteresseerd in sociale en politieke vraagstukken. Van het begin af waarschuwde hij voor het dodelijke gevaar voor de christelijke beschaving dat uitging van fascisme en nazisme. Van belang was ook, dat hij de kerk van Sint-Anthonis maakte tot een werkplaats van eigentijdse kunstenaars. De glas-in-lood-ramen van de visionaire Limburgse kunstenaar Henri Jonas en van de Brabantse priester-kunstenaar Egbert Dekkers vormen er een indrukwekkende symfonie van kleuren. Egbert Dekkers maakte er bovendien kruiswegstaties, als wandschilderingen.

Ook toen hij pastoor was, bleef Van Delft actief als dichter. In 1930 kreeg hij bezoek van enkele heren uit Tegelen. Men beschikte daar over een fraai gelegen openluchttheater, waarin al enkele stukken met succes waren opgevoerd. Men kwam nu met het verzoek een passiespel te dichten. En Tegelen kreeg zijn passiespel. In 1931 was de eerste reeks opvoeringen. Tienduizenden toeschouwers stroomden die zomer naar Tegelen. Met de schepping van pastoor van Delft werd de grondslag gelegd voor de bewonderenswaardige traditie van de Tegelse passiespelen. Verder bundelde hij Liederen voor kerk en school en schreef hij verschillende spelen en liedteksten, waarvoor in die tijd de uit Sint-Anthonis afkomstige Clemens van den Berg o.praem. de muziek componeerde.

Op 10 juli 1956 ging pastoor Van Delft met emeritaat naar zijn geboortestad Tilburg. Daar overleed hij op 24 juli 1958. Hij werd in zijn geliefde Sint-Anthonis begraven. Het werk van de Brabantse priester-dichters in de eerste helft van de twintigste eeuw is tijdgebonden, doch in die periode was het van bijzonder belang voor de culturele emancipatie van de katholieken, vooral in het zuiden van ons land. Onder die dichters nam Van Delft een geheel eigen plaats in. 'Hij was bovenal dramaturg', schreef Anton van Duinkerken. 'Hem boeide de hardlijnige tekening, het kernige woord, de volgeladen zin.'

 

Bronnen

Van Duinkerken, A., Brabantse herinneringen, Utrecht/Antwerpen, 1964.

Pastoor A.H.J. van Delft 1905-1955. Feestbundel voor A.H.J. van Delft, pastoor te St. Anthonis, bij zijn gouden priesterjubileum aangeboden door zijn vrienden, St. Anthonis, 1955.

 

Dit artikel verscheen eerder in: J. van Oudheusden e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders. Deel 2, Amsterdam/Meppel, 1994.