"Er kwam een auto die gevolgd werd door een andere pick-up, ons terrein op en daar stapten twee mensen uit. De priester en zijn hulp, deze laatste schatte ik in als een lid van de strijdende partijen, die voor ons stonden zeiden dat ze in gevaar waren en wilden asiel aanvragen. Ik heb toen kort overlegd met de andere militairen, maar we mochten en konden geen asiel verlenen volgens onze rol binnen het mandaat. Tegelijkertijd zag ik dat de twee mannen, uit de tweede auto, voor de poort bleven wachten. Ze hadden wapens en stonden met de rug naar ons gekeerd. Ik schatte in dat die bij de eerste twee hoorden. Maar wat we konden doen, was duidelijk: we kunnen de priester hier even houden, maar zijn hulp niet, want dan zouden we niet meer neutraal zijn. De priester wilde onderdak voor beide, maar dat ging gewoon niet. Daarna gingen de twee weer in hun auto het terrein af, waarna de twee andere mannen zich omdraaiden en hen zo doodschoten. Ik merk dat ik er nu nog dat kriebels van krijg. Je blijft denken of je het had kunnen voorkomen, maar uiteindelijk leer je er mee te leven”, vertelt John.
In juli 1992 bevond de toen negenendertigjarige John zich in het door oorlog verscheurde Angola. Hij was een van de vijfentwintig Nederlandse militairen die deelnamen aan UNAVEM II. Angola had zichzelf in 1975 vrijgevochten van Portugal, waarna het land in een bloedige burgeroorlog was beland. Jarenlang bevochten beide strijdkampen, UNITA en de MPLA, elkaar met de hulp van Zuid-Afrika en Cuba. In 1990 tekenden beide partijen de Bicesse-akkoorden, waarin ze beloofden beide legers te demobiliseren en samen te voegen in een nationaal leger. UNAVEM II had als doel om hierop toe te zien, door de instabiele situatie in het land werd deze taak later uitgebreid met het observeren van de eerste democratische verkiezingen in het land. De bevolking nam enthousiast deel hieraan en de verkiezingen werden internationaal als vrij en eerlijk beschouwd. Dat kon niet verhinderen dat er al snel daarna weer gevechten uitbraken, waardoor in de daaropvolgende achttien maanden nog eens 120.000 Angolezen het leven lieten. John was er getuige van, vanuit een unieke plek in de aanloop naar de verkiezingen en de directe nasleep daarvan.
De missie
John was al eerder uitgezonden naar Libanon (’80-81’), maar zijn tweede missie vond hij nog heftiger: "Het verschil was dat de missie in Angola een compleet ander mandaat had. In Libanon zat je met voldoende wapens en mandaat tussen de twee partijen in. In Angola mocht je alleen ongewapend observeren, in een gespannen situatie. Je moet je ook altijd bedenken dat op een vliegende kogel geen naam staat." Daarnaast stelt de veteraan dat het mandaat ook problemen gaf bij het demobiliseren van de legers van Dos Santos (MPLA) en Savimbi (UNITA): "We waren niet alleen ongewapend, maar ook zonder mandaat om te bepalen wat er moest gebeuren. Beide partijen hadden een akkoord gesloten om de wapens neer te leggen. Wij mochten alleen met de onze handen op rug meekijken of ze zich er wel aan hielden. We rapporteerden dat aan New York via de militaire lijn en geregeld via politieke VN-leiding Ms Anstee, in Luanda."
Dat rapporteren gebeurde vanuit de zuidelijke stad Lubango, op hemelsbreed 680 kilometer afstand van de hoofdstad Luanda. Vanuit deze stad had het team van John de regie over een gebied van 800 km bij 400 km. Met 23 VN’ers, een klein aantal auto’s en 2 helikopters. Wat niet hielp was dat het gebied bezaaid was met 'schuivende' landmijnen, waardoor het meeste vervoer via de lucht moest gebeuren.
Heftige taferelen
Wat betreft John was de algehele situatie in Angola niet alleen als complete chaos te omschrijven en afgezien van het menselijke leed, ook als een surrealistische ervaring: “We zijn weleens met aantal waarnemers uitgenodigd bij een hotel voor een provinciale 'beauty contest'. Zwemmen in het zwembad mocht niet, omdat dit de watervoorraad was. Ook stonden daar alleen maar dingen met lever op de menukaart.” Maar daar blijft het zeker niet bij: "Er reden in Lubango oude bussen van de RET met Rotterdam Centraal als bestemming en op de lokale markt lagen heel veel ‘over-de-datum’ medicijnen uit Nederland." Ook bij het bevoorraden van de buitenposten kwamen weleens ongeregeldheden voor: "Elke week vlogen we met de helikopter, als aflossing, het eten en een vat diesel naar de buitenposten. Op een keer zat er ineens een Congolese VN-officier met een soort 'vriendin' in de helikopter. Hij had het olievat eruit gegooid, zodat de vrouw meekon. Hij bedreigde ons met van alles toen we het vat diesel er weer in deden en de vrouw eruit haalden."
Maar de rust en interessante situaties konden ook ineens omslaan in heftige taferelen. Beide partijen in de burgeroorlog hielden er namelijk van om elkaar uit te dagen en dit uitte zich ook bij de onderhandelingen die John op het VN-kamp faciliteerde: "Eerst had je een uur overleg om te bepalen wat er op de agenda zou staan. De tent begon te stinken en ik wist niet wat de rare geur was. Toen pakte één van die mannen plotseling een tas en daar rolden links en rechts wat lichaamsdelen uit. De man met de tas verweet de andere kant direct dat ze dat met zijn mensen gedaan hadden. De andere kerel begon daarentegen aan de vingers, tenen en oren te voelen en te ruiken. Hij stelde juist dat het iemand van zijn kant betrof en dat zij zelf de man om het leven gebracht hadden. Dan is het direct einde gesprek. Ik heb direct tegen iedereen in tent gezegd dat ze eruit moesten. Ze moesten eerst, in de hitte buiten, weer afkoelen. Daarna konden we opnieuw proberen te praten."
Thuisfront
John vertelt verder dat Angola ook geen makkelijke tijd voor zijn gezin was, omdat zijn vrouw met twee kinderen van 3 en 5 thuis zat. "Ze moest niet alleen het hele huishouden draaiende houden, maar ook in haar eentje twee kinderen opvoeden." Wat hierbij volgens de veteraan hielp was dat zijn vrouw tijdelijk gestopt was met werken en er zo een traditionelere familiestructuur was: "Ik was niet de man die op zondag het vlees kwam snijden, want ik kwam gewoon niet thuis." Maar dat betekende niet dat zijn gezin hem niet op de been hield in Angola: "Mijn wapens daar waren mijn trouwring en een foto van mijn gezin. Als het pijnlijk werd ging ik met de mannen praten en dan liet ik ze zien waarvoor ik het deed. Daar zijn ze best gevoelig voor, want het is een katholiek land, waar familie en kinderen belangrijk zijn. Daarbij moest je ook bedenken dat je verder helemaal niets voor je gezin thuis kon doen, want je zit aan de andere kant van de wereld en zij in Nederland. Ik was als militair al zoveel weggeweest dat toen we 25 jaar getrouwd waren, mijn vrouw tegen mij zei dat ze zelf 25 jaar getrouwd was, maar ik pas 20."
Via de post onderhield John het contact met het thuisfront. Zo kreeg hij een snoepspekje van zijn dochter opgestuurd en zijn vrouw stuurde hem oude kinderkleertjes. "Lubango had de infrastructuur voor 50.000 inwoners, maar door het conflict was dit aantal tot 200.000 gegroeid. We zagen altijd arme kindjes achter het kamp. Daarom vroeg ik mijn vrouw of ze oude kinderkleding kwijt wilde en dat ze die dan naar mij kon sturen." Ook hadden zijn dochters thuis ieder een meetlint, waar ze elke dag voor John’s terugkomst een centimeter vanaf knipten. Helaas bleek ieder lint te kort: na de verkiezingen was het vechten opnieuw uitgebroken. Waar John met Sinterklaas dacht terug te zijn, werden hier nog 12 dagen aan vastgeplakt. "Ook ons kamp werd beschoten en ik zat met mijn Hongaarse collega Zoltán in een bordkartonnen barak, tussen de matrassen en kasten gedoken. Daar hebben we samen een bandje ingesproken voor onze families, voor als we het niet zouden halen. Ik heb het nooit aan mijn vrouw laten horen, dat leek me na terugkeer niet nodig, en ik zit hier nu toch gewoon?"
Impact
Maar wat heeft deze missie nou met de veteraan gedaan? John vertelt dat de vlucht terug hectisch was. Zo vergelijkt hij het beeld van zijn vlucht vanuit Luanda terug met het beeld van de Amerikaanse evacuatie uit Afghanistan. Iedereen probeert met man en macht het vliegtuig in te komen, maar er was simpelweg niet genoeg plaats. Daarnaast zat hij met gemengde gevoelens in het vliegtuig: "Enerzijds was ik opgelucht, maar toch vond ik het ook jammer. Ik had namelijk niet het gevoel dat ik daar klaar was. Ik wilde nog veel dingen doen, maar dan krijg je bericht dat je weg moet."
Hij vertelt verder dat de missie enerzijds rustig was voor de verkiezingen. Daarbij kwam ook kijken dat hij met 23 waarnemers uit verschillende landen een gebied dat acht keer zo groot als Nederland was moest bestrijken. Anderzijds was dat wel een ander verhaal toen de burgeroorlog weer uitbrak: "Dat was behoorlijk heftig. Dan voel je een bepaalde machteloosheid, want je bent als militair gewend om jezelf te verdedigen." Al met al heeft John intense dingen in Angola beleefd, die hem niet in de koude kleren zijn gaan zitten. "Ik denk er niet elke dag aan, dus misschien heb ik dat wel verwerkt. Toen deed het me in ieder geval heel veel en was het fijn dat je het daar nog met je collega’s over kon hebben. Om de eerste impact te verwerken ging je ter plekke met elkaar om de tafel zitten en met elkaar praten. Je zit toch allemaal in dezelfde situatie en je kan niet zomaar weg."
Bij terugkomst begon het verwerken pas echt. John ondervond, net als velen, een gebrek aan herkenning binnen defensie, omdat uitzendingen toen nog redelijk ongewoon waren. "Ook ik kon mijn verhaal niet altijd kwijt. Omdat veel collega’s met hun hoofd nog bij de Koude Oorlog zaten, waren ze helemaal niet bezig met uitzendingen. Daar waren ‘we’ niet voor, we waren er toch om tegen de Russen te vechten. Dan kon je maar af en toe wat van je verhaal kwijt, maar dat kon niet altijd. Soms voelde je je daarom wel eenzaam." Een uitkomst voor John was zijn functie als extern voorlichter in de Sprekerspool, waarvoor hij bij middelbare scholen voorlichting gaf. Dit hielp hem, omdat hij in het jaar na Angola ook zijn familie hiermee niet wilde belasten: "Ik heb thuis niet alles verteld, waarom zou ik hen belasten met dingen waar ze niets aan zouden kunnen doen. Maar alle gebeurtenissen spelen wel in je hoofd. Je pakt daarna de draad weer op."
Betrokken bij Breda
Na een langere periode met gezin in het Midden-Oosten kwam John in 1998 weer permanent terug in Nederland. Nu was zijn functie afgelopen, dus moest hij opnieuw solliciteren. Hij werd eerst Hoofd Communicatie bij de Koninklijke Militaire Academie (KMA) en daarna bij de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) in Breda. Voor John was die keuze te makkelijk: hij was geboren en getogen in Breda en woonde zelf in Oosterhout. "Mijn motto voor Breda: Ik hoef mijn hoofd hier niet op een kussen te leggen om me hier thuis te voelen." In de periode tussen 1998 en 2008 is hij wel nog driemaal uitgezonden geweest naar Noord-Macedonië (1998-1999), Bosnië-Herzegovina (2000) en Irak (2004). Hij verliet eind 2008 de dienst.
Door zijn werk raakte John vanaf 2000 ook steeds meer betrokken bij de stad. Zo was hij eerder al in contact gekomen met het Breda Jazz Festival, waarmee hij zich direct verbonden voelde. “Ik heb de logistiek zo voor hen geregeld dat ze terechtkonden het Kasteel van Breda. Tijdens Hemelvaart was het ook op de KMA vakantie. Daarbij hebben ze me gevraagd of ik de communicatie voor het festival wilde doen, wat ik daarna ook tien jaar heb gedaan. Uiteindelijk ben ik nu nog betrokken, als voorzitter van de Vrienden van Breda Jazz Festival.”
Maar bij muziek blijft het niet. John is namelijk ook lid van de Stadssociëteit De Gouden Cirkel, die zich inzet voor het behoud van cultureel erfgoed en de ontwikkeling van Breda. Daarnaast is hij ook bestuursvoorzitter van de Volksuniversiteit Breda, voorzittend lid van de Raad van Advies van de Stichting Veteranen Breda en secretaris van de Business Club Breda. Zijn nieuwste project? Bestuurslid campagne zijn bij de lokale politieke partij Breda Beslist. "Ik vind het leuk en nodig om ook politiek betrokken te blijven bij mijn stad, want dat is altijd beter dan stilzitten." Deze instelling beschrijft John het beste. Tijdens zijn militaire loopbaan moest hij altijd al iets om handen hebben en dit is er niet op veranderd nu hij veteraan is.
Dit interview kwam tot stand dankzij een samenwerking tussen Stichting Bredase Veteranen, Fontys Journalistiek Tilburg, en Erfgoed Brabant.