De zaak-Berlicum: dilemma’s voor de rechterlijke macht in oorlogstijd

Eerste zitting van het Tribunaal Bijzondere Rechtspleging te Den Bosch. (Foto: Fotocollectie Anefo, Nationaal Archief, 1944)

Eerste zitting van het Tribunaal Bijzondere Rechtspleging te Den Bosch. (Foto: Fotocollectie Anefo, Nationaal Archief, 1944)

Op 7 september 1944 fietsen zes mannen door Berlicum. Het is twee dagen na Dolle Dinsdag. In België rukken de geallieerde troepen op en Nederland verwacht ieder moment bevrijd te worden. Het land is in rep en roer: NSB’ers slaan op de vlucht, anderen zijn al in jubelstemming.

De fietsers horen bij de verzetsgroep KP (Knokploegen) Noord-Limburg en zijn op weg naar Vught. Ze hopen daar op een of andere manier gevangenen uit het concentratiekamp te kunnen helpen of bevrijden. Dat het kamp op dat moment al ontruimd is, weten ze blijkbaar niet. Omdat de mannen honger hebben, stoppen ze in Berlicum bij hotel De Gouden Leeuw. Daar vraagt de waard naar hun levensmiddelenbonnen. Eén van de mannen wil weten waarom die nodig zijn en wijst op de revolver die hij bij zich heeft. Daarop schrikt de waard en serveert hij het eten, zonder bonnen. 

Waarschijnlijk heeft een andere gast, die werkt bij het plaatselijke distributiekantoor, het voorval gezien en de politie gewaarschuwd. Drie politiemensen komen met getrokken revolver De Gouden Leeuw binnen en proberen de verzetsmannen aan te houden. Er wordt geschoten. Twee van de mannen raken gewond, maar kunnen wel vluchten. De andere vier geven zich over aan de politie en worden voorlopig in het gemeentehuis opgesloten. De politie schakelt de marechaussee in. Ze zitten allemaal met de kwestie in hun maag. Omdat er een wapen in het spel is, moeten ze eigenlijk de Sicherheitsdienst inschakelen, maar dat is voor de verzetsmensen levensgevaarlijk. Is er een manier om deze mannen, tegen de Duitse instructies in, direct voor het Nederlandse openbaar ministerie te leiden en zo in bescherming te nemen?

 

"Onbesuisd en ongedisciplineerd"

De marechaussee besluit de Bossche officier van justitie om hulp te vragen. Die reageert geprikkeld: hij vindt het dom dat de KP’ers om een maaltijd "onbesuisd en ongedisciplineerd" met een revolver zijn gaan zwaaien. Omdat het hier eigenlijk niet om een verzetsdaad gaat, zoals een overval op een distributiekantoor of gemeentehuis, weigert hij de mannen in bescherming te nemen. Hij zegt dat hij niets voor hen kan doen. Daarop wil de marechaussee naar Vught rijden om te overleggen met een andere magistraat, maar door een lekke band komt het niet zo ver. Intussen zijn de vier gearresteerde mannen door de Duitse politie opgehaald. Wie die heeft ingelicht, blijft onbekend. De mannen worden een dag later in Vught geëxecuteerd.

Later in het najaar, enkele weken na de bevrijding van Den Bosch, ontvangt de officier van justitie een onaangenaam bericht: hij mag voorlopig zijn werk niet meer uitvoeren. Tijdensde bezetting zou hij zich "herhaaldelijk onthouden [hebben] van handelingen of optreden ten gunste van de Nederlandsche zaak, waar dit ruimschoots verwacht mocht worden". In kringen van het voormalige verzet is zijn opmerking over de "stommiteiten" van de betrokken verzetsmannen bekend geworden en in slechte aarde gevallen. Tijdens het zuiveringsonderzoek tegen de magistraat is de 'zaak-Berlicum' één van de klachten die grondig worden onderzocht. Diverse betrokkenen verklaren dat de officier van justitie niet de opdracht heeft gegeven om de verzetsmannen bij de Duitse politie aan te geven en dus niet direct verantwoordelijk kan gehouden voor hun dood. Wel blijkt dat hij ze na hun "onbesuisde daad" niet in bescherming heeft willen nemen, omdat dit hemzelf en anderen in gevaar had kunnen brengen. 

De zuiveringscommissie oordeelt uiteindelijk dat de houding van de officier van justitie in de zaak-Berlicum "weinig bewonderenswaardig" is geweest, maar de kwalijke gevolgen ervan hem niet kunnen worden aangerekend. Wel vinden ze het voorval tekenend voor zijn formalistische houding en het principe "wie in strijd handelt met de voorschriften van de Duitschers, moet zelf de gevolgen daarvan maar dragen". In combinatie met enkele andere klachten concludeert de commissie dat de magistraat het Duitse "'Befehl ist Befehl' zonder meer aanvaardde" en dat hij over het algemeen "tekort is geschoten in het betrachten van de juiste houding i.v.m. de bezetting." De commissie adviseert de magistraat niet te ontslaan, maar over te plaatsen en (tijdelijk) niet te bevorderen. Uiteindelijk beslist de minister van Justitie eind 1946 dat er geen zuiveringsmaatregelen tegen de Bossche magistraat worden getroffen. Hij blijft tot 1951 in dienst als officier van justitie.

 

Bevoegdheid

Tijdens de bezetting werken Nederlandse en Duitse politie- en justitiediensten naast elkaar. In principe oordelen Nederlandse rechtbanken over feiten die door en ten nadele van Nederlandse burgers zijn gepleegd en buigen Duitse rechtbanken zich over misdrijven die zijn begaan door of tegen Duitsers. 'Politieke' verzetsdaden die de stabiliteit van de bezette samenleving kunnen bedreigen, vallen eveneens onder de bevoegdheid van Duitse rechtbanken en politiediensten. Nederlandse politiemensen moeten hun Duitse collega’s inlichten als ze op zulke zaken stuiten, maar ze weten dat dit Nederlandse burgers ernstig in gevaar kan brengen. Voor politiemensen die de nationaalsocialistische bezetter niet willen steunen, levert dit ernstige gewetensproblemen op. 

 

Rechterlijke macht

Wie zijn de Nederlandse rechters die tijdens de bezetting rechtspreken? Voor de overgrote meerderheid zijn het dezelfde mensen als voor de bezetting. Joodse rechters worden in 1940 ontslagen. Dat overkomt ook magistraten die de bezetter openlijk tegenwerken of hun werk niet meer willen uitvoeren. Veruit de meeste rechters blijven echter in functie, in navolging van aanwijzingen van Nederlandse overheid uit de jaren dertig. Veel rechters vinden zelf dat ze tijdens de bezetting op hun post moeten blijven om de 'normale' rechtspraak te behouden en daarmee de openbare orde en belangen van de Nederlandse bevolking te beschermen. Dit komt de bezettingsmacht overigens goed uit, want de Duitse autoriteiten beschikken zelf niet over voldoende personeel om de volledige rechtspraak over te nemen. De bezettingsmacht oefent druk uit op het personeelsbeleid, zodat er Duitsgezinde magistraten worden aangesteld in de rechterlijke macht. Dit gebeurt vooral in de top van het Openbaar Ministerie (OM). Halverwege de bezetting zijn alle Nederlandse procureurs-generaal vervangen door nationaalsocialisten, net als 22 procent van de rechtbank- en 40 procent van de gerechtshofpresidenten. De top van de Nederlandse rechterlijke macht is daarmee deels genazificeerd. In ’s-Hertogenbosch wordt het OM vanaf de zomer van 1941 geleid door de NSB’er Van Leeuwen, die zijn collega’s met andere opvattingen veelal ruim baan laat. A.J. Vliegenthart staat aan het hoofd van het Gerechtshof. Hij is actief in het verzet en speelt na de bevrijding een rol in de zuivering van de rechterlijke macht in het ressort ’s-Hertogenbosch.

 

Samenwerking en tegenwerking

Bij de rechterlijke macht werken diverse magistraten die het verzet goed gezind zijn. Bij hen lopen de meningen uiteen over de vraag hoe het verzet vanuit justitie gesteund kan en moet worden. Sommige magistraten spelen zelf een leidende rol in gewapende verzetsgroepen. Een voorbeeld is de Haarlemse substituut-officier van justitie Nico Sikkel, die tevens gewestelijk commandant is van de Ordedienst. Andere magistraten proberen in de uitoefening van hun beroep waar mogelijk verzetsactiviteiten te ondersteunen of de resultaten ervan voor de bezetter te verdoezelen. Een belangrijke complicatie hierbij is dat sommige verzetsactiviteiten niet alleen tegen de bezetter zijn gericht, maar eveneens een inbreuk vormen op het Nederlandse strafrecht. Dat geldt bijvoorbeeld voor gewapende overvallen op distributiekantoren of voor moordaanslagen op collaborateurs. Sommige leden van de rechterlijke macht worstelen met hun houding ten aanzien van dit soort verzetsactiviteiten. Enerzijds steunen ze de doelstelling van het verzet om de bezettingsmacht te bestrijden, anderzijds willen ze vanuit hun professionele taakopvatting de openbare orde zo veel mogelijk handhaven.

 

Zuivering

Na de bevrijding stelt de Nederlandse regering Rechterlijke Zuiveringsraden aan, die onderzoek doen naar het gedrag van magistraten tijdens de bezetting en advies geven over eventueel ontslag. A.J. Vliegenthart is president is van het Gerechtshof in ’s-Hertogenbosch en lid van de Zuiveringsraad die oordeelt over magistraten uit Noord-Brabant en Limburg. De Nederlandse regering in Londen beslist eind september 1944 dat enkele leidinggevende nationaalsocialisten die door de Duitse autoriteiten op een hoge functie zijn geplaatst, direct na de bevrijding ontslagen worden. Dat geldt bijvoorbeeld voor procureur-generaal Van Leeuwen in ’s-Hertogenbosch. Hoewel hij in zijn functie-uitoefening niet bekend staat als een rabiate NSB’er en hij zijn collega’s veel vrijheid laat, is zijn positie na de bevrijding simpelweg onhoudbaar. Het Tribunaal in ’s-Hertogenbosch veroordeelt hem tot drie jaar gevangenisstraf. De zuiveringsraad onderzoekt vooral minder prominente figuren die door hun houding in opspraak zijn geraakt, bijvoorbeeld omdat ze sympathie hadden voor de NSB of bezettingsmacht, of sociale contacten hadden in die kringen. Dat laatste geldt bijvoorbeeld voor een Bredase rechter, die in zich in navolging van Machiavelli’s opvatting "recht is macht" achter de Duitsers schaarde en bij borrels aan de 'Duitse tafel' zat. In Noord-Brabant en Limburg worden na de bevrijding tegen in totaal veertien magistraten zuiveringsmaatregelen getroffen.

 

Bronnen

Baas, P., T. Wertheim-Cahen en A.-J. Bijsterveld, Harry Holla. En de naaste als jezelf, ’s-Hertogenbosch, 2022.

Brabants Historisch Informatie Centrum, 's-Hertogenbosch, 1138 A.J. Vliegenthart, als Hoge Autoriteit, 1943-1959, inv. nr. 71, zuiveringsdossier officier van justitie ’s-Hertogenbosch. (Ongepubliceerde bron)

Frijtag Drabbe Künzel, G. von, Het recht van de sterkste. Duitse strafrechtspleging in bezet Nederland, Amsterdam, 1999.

Heijden, W. van der, "Het Gouden Leeuw-drama", in: Rosmalla (jrg. 12 nr. 3, 2002), 24-28.

Kok, G.Chr., Van Raad van Brabant naar gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Zes eeuwen rechtspraakgeschiedenis, Hilversum, 2008.

Venema, D., Rechters in oorlogstijd. De confrontatie van de Nederlandse rechterlijke macht met nationaal-socialisme en bezetting, Den Haag, 2007.