Als het moet dan ga ik weer

openfoto johan

Portret van Johan van den Berg, 58 jaar, 41 jaar in dienst. Missies: 2x Bosnië, 1x Macedonië, 1x Irak, 6x Afghanistan, 2x Indische Ocean, 2x Zuid-Afrika, 1x Curaçao. (Foto: Kyle Murphy)

Al van kleins af aan was Johan te vinden in de natuur. In het bos vlakbij zijn ouderlijk huis in Teteringen hield hij ervan om te graven, hutten te bouwen en te crossen met brommers en motoren. Als vijfde kind in een gezin met drie broers en twee zussen kon hij altijd wel met iemand samen gaan spelen. Toen hij wat ouder was, liep hij een krantenwijk. Met kilo’s aan papier op zijn rug, voorzag hij alle adressen van de krant. Dat hij later ook met een flinke rugzak op missie zou gaan, speelde nog helemaal niet in zijn hoofd. Johans droom was eerst namelijk om bij de politie te gaan werken. Na de middelbare school verder studeren was niet aan hem besteed. Toen hij op zeventienjarige leeftijd bij de politie solliciteerde, bleek hij te jong. "Kom over een paar jaar maar terug”, kreeg hij te horen.

In de televisiegids zag hij vervolgens advertenties van allerlei instanties als de brandweer en defensie. Na een sollicitatie en verschillende keuringen begon in 1983 Johans tijd bij defensie als Technisch Specialist bij de technische dienst in Nieuw Milligen. In die functie kon Johan werkend een civiel vakdiploma bemachtigen. Hierna ging hij naar de Koninklijke Militaire School en ging hij aan de slag als groepscommandant op de kazerne in Soesterberg. Daar werkte hij als groepscommandant en kreeg hij de leiding over andere monteurs die hij aanstuurde.

Eerste missie

Bij zijn eerste missie was Johan 28 jaar oud en ging hij zes maanden naar Bosnië. "Dan kom je in een vreemd land waar alles kapotgeschoten is. In eerste instantie is het eigenlijk verwondering van hoe mensen elkaar dat aan kunnen doen. Je bent natuurlijk wel goed voorbereid, dus ik stond er verder vrij nuchter in", vertelt hij. De verwoeste steden en de armoede die daaruit voortkwam, maakte wel indruk op hem. Johan koos ervoor om zijn verlof na vier maanden in te plannen en spendeerde twee weken met zijn gezin thuis. Na de uitzending, organiseerde zijn vrouw een feestje. "Ik was een vreemde in mijn eigen huis. Mijn hoofd stond er helemaal niet naar. Iedereen was euforisch en vertelde over gebeurtenissen die ik in dat halfjaar niet meegekregen had." In die periode had Johan zelf hele andere dingen meegemaakt.

 

Geneeskundige dienst

Tussendoor heeft Johan binnen defensie de switch gemaakt van technische dienst naar geneeskundige dienst. Hij had ondertussen zijn havo diploma behaald, waarbij biologie in het vakkenpakket zat. Met de handen bezig zijn, paste altijd goed bij Johan. Het menselijk lichaam interesseerde hem en hij zag het eigenlijk ook als een soort technisch apparaatje. In 2006 ging Johan voor de eerste keer naar Afghanistan, naar Kandahar.

"Toen ik voor de allereerste keer in Afghanistan kwam, was het echt oorlog. Ik heb daar gruwelijk veel oorlogschirurgie moeten bedrijven." Er waren bewuste aanslagen om mensen iets aan te doen, waardoor er veel slachtoffers vielen. Ook kinderen. Door drukgolven van explosies werden ledematen bij de mensen weggeslagen waardoor er veel amputaties gedaan moesten worden. "Er zijn wel een stuk of veertig raketten op ons kamp afgeschoten. Dan ga je de bunker in en daarna weer verder met je werk. We werkten in een keet van houten platen waar een ziekenhuis van was gebouwd. Door alle kieren kwam het fijne zand naar binnen, het stikte van het stof." De patiënten die binnenkwamen zaten onder het zand en gras en het stof kwam ook steeds opnieuw naar binnen. Dat accepteerde je als je daar aan het werk was.

operatie foto

Johan aan het werk in Uruzgan, Afghanistan 2008. (Foto: onbekend)

Een bepaalde situatie in Afghanistan is Johan goed bijgebleven. Een familie die op weg was naar een bruiloft reed op een bermbom. Slechts één van de zeventien inzittenden overleefde het, maar was er ook niet best aan toe. "We hebben hem heel vaak moeten opereren en twijfelden of zijn benen geamputeerd moesten worden. Heel langzaam is hij toen toch nog hersteld. Toen hij na maanden voor de eerste keer weer kon staan, liepen de tranen hem over het gezicht van geluk." Dat emotioneerde ook Johan en zijn collega’s. "Ik stond te glunderen toen dat gebeurde. Een van mijn collega’s moest huilen van blijdschap. Dan heb je echt eer van je werk. Het is heel mooi om te zien dat je deel hebt mogen uitmaken van zijn herstel."

Ook als de slachtoffers het niet redden, kon Johan daar goed mee omgaan. "Ik had mijn best gedaan, meer kon niet. Ik hoefde ook geen onderscheid te maken welke patiënt ik op tafel kreeg. Of het nou een Afghaan was, iemand van de taliban of iemand van je eigen mensen. Er lag een patiënt die medische hulp nodig had."

 

Mentale aspect

De eerste keer dat er psychologische hulp aangeboden werd, kan Johan zich nog goed herinneren. Na zijn eerste missie was er een gesprek met een jonge psychologe. "Zij was meer gespannen dan dat wij waren. Ze was net klaar met de studie en moest aan ons vragen hoe het was en hoe we ons voelden. Dat werkte helemaal niet. Mij maakte het niet zoveel uit, want ik had er eigenlijk ook niet per se behoefte aan." Johan vond het fijner om met zijn collega’s te praten. "Het maakte niet uit of diegene van dezelfde rang, hetzelfde geloof of hetzelfde ras was. Als je goed met elkaar kon praten dan kwam dat allemaal wel goed. Wanneer je iets meemaakte waardoor je je niet prettig voelde, was het ook fijn om de bevestiging te krijgen dat het normaal was om je daar onprettig over te voelen. Dat is juist goed voor de verwerking."

operatiekamer kandahar

De operatiekamer in Kandahar, Afghanistan. (Foto: Johan)

Tegenwoordig

Voor opleidingsdoeleinden is Johan tijdelijk tewerkgesteld geweest op Curaçao. De defensiegezondheidsorganisatie is namelijk op zoek naar vormen van zorg die in de moderne maatschappij steeds schaarser worden, maar die in oorlogstijd nodig zijn. Zo moeten mensen in een oorlogsgebied zo snel mogelijk gestabiliseerd worden. Hiervoor zijn de meeste moderne technieken niet per se de beste opties. In Nederland wordt er met een paar kleine sneetjes en een camera in iemands buik gekeken, dit is niet mogelijk tijdens Damage Control Surgery op missie. "Op Curaçao wordt meer 'open' chirurgie bedreven, wat militair medisch personeel moet beheersen. Op zo’n missie leert het personeel ook om te gaan met andere middelen en een andere cultuur dan ze in Nederland gewend zijn. Na die missie is mijn advies gebruikt om jong personeel daar te plaatsen om die gewenste vorm van zorg aan te leren."

Vandaag de dag houdt Johan zich bezig met de voorbereiding van medisch personeel die naar deze plekken gaan. Hij kijkt of de juiste papieren ingevuld en ook gecheckt zijn, zoekt naar de juiste plekken waar de mensen naartoe kunnen en moet ze hiervoor ook achter de veren zitten. Ook is hij adaptatiegespreksleider geworden. "Bij een adaptatiegesprek kom je op een tussenstation voordat je na een missie echt naar huis gaat. Daar is altijd iemand van de geestelijke gezondheidszorg bij aanwezig, maar een adaptatiegespreksleider leidt het gesprek. Dat is iemand van dezelfde 'bloedgroep'."

Door zijn vele ervaringen hebben ze Johan voor deze neventaak gevraagd. Hij vangt de teams die van een missie terugkomen op. Dat geeft hem voldoening. "Ik heb wel eens meegemaakt dat iemand vertelde dat hij gegijzeld was geweest, maar geen last had van die gebeurtenis. Uit ervaring weet ik dat je daar een melding van moet maken voor het geval dat je daar later wel last van gaat hebben." Raketaanslagen worden in een verslag naar Den Haag gestuurd. Dingen die in kleine groepjes of persoonlijk gebeuren, moet je zelf rapporteren.

Bij thuiskomst zijn er ook dingen om aan te wennen. "Als militair op missie sta je constant op scherp. Wanneer je weer thuis bent, duurt het minimaal twee weken voordat je hersenen op een lager niveau functioneren. Dat weten heel veel mensen niet. Militairen krijgen bij thuiskomst een of twee weken vrij tot ze weer op hun werkplek thuis verwacht worden." Bij Johan kwam het wel eens voor dat hij na een missie weer in het ziekenhuis aan de slag ging, waar ze helemaal niet op de hoogte waren dat hij op missie geweest was. Binnen het ziekenhuis heeft hij ervoor proberen te zorgen dat mensen van defensie meer erkenning krijgen en zij niet meteen volledig belast worden na terugkomst van een missie.

Bijna ieder jaar in mei komt Johan samen met een groep waarmee hij in Kandahar is geweest. "Ik vind dat wel leuk. Het is niet zo groots." Ook gaat hij naar de Bredase veteranendag. Daar treft hij zijn oude collega’s waar hij een gezellige dag mee heeft. De landelijke Veteranendag heeft Johan nog nooit bezocht. "Ik heb er niks tegen, maar ik heb ook nog nooit echt de behoefte gehad om erheen te gaan. Ik werk zelf ook nog binnen defensie en spreek oude collega’s nog." Op zijn leeftijd zou Johan op vrijwillige basis op missie kunnen gaan, niet meer verplicht. "Ik ben al heel vaak weggeweest. Ik vind het wel goed zo. Als het moet dan ga ik, maar ik ga me niet meer vrijwillig aanmelden."

"Heel veel mensen zeggen dat ik best trots mag zijn op mezelf. Ik voel dat nog niet zo. Ik denk dat het militair-eigen is om te denken dat het normaal is en het er allemaal bij hoort. Het is eigenlijk helemaal niet normaal om zoveel jaren bij je gezin weg te zijn geweest. Je kiest voor een bepaald beroep met voor- en nadelen. Daar heb je mee te leven en dat accepteer je als militair ook. Ik heb wel een quote die ik mooi vind van Ronald Reagan. 'Some people live an entire lifetime and wonder if they have ever made a difference in the world. A veteran doesn’t have that problem.'"

 

Brabanderschap

Dat het Brabander-zijn af en toe een band schept, kan Johan wel beamen. Tijdens een van zijn missies in Afghanistan bevonden ze zich bij een vliegstrip. Zelf hoort hij bij de landmacht, de brandweerlieden die daar waren, horen bij de luchtmacht. "Iedere ochtend werd door de brandweermannen uit Gilze Rijen het grote NAC-lied opgezet. Ik had in die tijd een seizoenkaart van NAC Breda. Dan zag je hen op dat nummer in polonaise langslopen. Dat vond ik altijd wel lachen. Ook door de verschillende Brabantse accenten die te herkennen zijn, ontstonden er gesprekken. Maar ik kon het eigenlijk altijd met iedereen wel goed vinden."

Dit interview kwam tot stand dankzij een samenwerking tussen Stichting Bredase Veteranen, Fontys Journalistiek Tilburg, en Erfgoed Brabant.