Boerenzoon en militair in oorlogstijd

De oorlogsjaren van Tinus Muskens

1 M Muskens 1936 (1)

Tinus Muskens in 1936 in uniform. (Bron: auteur)

Alle rechten voorbehouden

Op 14 juni 1940 ging het praatje snel door het dorp: Tinus Muskens was teruggekeerd uit Duitse krijgsgevangenschap, heelhuids, maar sterk vermagerd. In vijf weken tijd had hij veel meegemaakt. Hij had angstige momenten beleefd. Er zouden er nog meer volgen. Hier volgen we de oorlogsherinneringen van Tinus, voluit Martinus Adrianus Karel Muskens (Baardwijk 1917-Drunen 2010).

Een boerengezin in Elshout

Bij het uitbreken van de oorlog had de familie Muskens een boerderij in de Kapelstraat in Elshout. Vader Adrianus (Joske), geboren in 1860, was in 1938 gestorven. Moeder Johanna Muskens-van Herpt (1876-1953) was 64 jaar. Het echtpaar had één dochter en drie zoons: Jaan (Adriana; 1908), Jan (Johannes; 1909), Tinus (1917) en Mari (Marinus; 1919).

 

Dienstplicht voor de twee jongste zoons

Elk jaar riep Nederland achttienjarige jongemannen op om hun dienstplicht te vervullen. Dat gebeurde door loting. Tinus werd ingeloot. Begin oktober 1936 moest hij zich melden. Vooraf ging hij vier dagen op retraite in Huize Loyola in Vught. Bij de fotograaf liet hij een foto maken van zichzelf in uniform met zijn speciaal aangeschafte kepie, een hoge pet, op het tafeltje naast zich. De foto kwam thuis op het dressoir te staan.

Tinus werd ingedeeld bij de grenstroepen van het 17e Regiment Infanterie. Zijn diensttijd van vijfenhalve maand bracht hij door in Venlo-Blerick. Bij aankomst moest hij zelf zijn matras en kussen in elkaar naaien van jutezakken met stro erin. Toen hij afzwaaide, kwam een boer die ophalen om het stro voor het vee te gebruiken. Anderhalf jaar later moest jongste zoon Mari ook in dienst. Hij werd ingedeeld bij het Garderegiment Grenadiers en Jagers in Den Haag.

2 M Muskens 4x ingeloot 1936

Ingeloot voor de dienstplicht. Zittend: Kees van Herpt. Staand, van links naar rechts, Tinus Muskens, Harry Brok, Mari van de Wiel, afkomstig uit Drunen en Elshout. (Bron: auteur)

Driemaal gemobiliseerd

De eerste keer dat er gemobiliseerd werd, was op 28 september 1938, toen Hitler heel Tsjechoslowakije dreigde te bezetten. De mobilisatie duurde een week. In april 1939 werd Tinus opnieuw opgeroepen. Omdat zijn jongste broer Mari ook dienstplichtig was, betekende dit dat hun oudste broer Jan op de boerderij het werk van drie man moest doen. Tinus vroeg daarop landbouwverlof aan, dat hij kreeg. Zijn verlof duurde slechts twee maanden.

Eind augustus werd de algehele mobilisatie afgekondigd. Dat was voor hem de derde keer. Hij dacht: ‘Ik ga niet’. In Elshout lagen pontonniers die tegen hem zeiden dat hij de bak in zou gaan als hij zich niet meldde. Daarop is hij, een dag te laat, alsnog afgereisd. Hij moest daarvoor naar Den Haag. Op 29 augustus, een dag voor zijn vertrek, waren vijfhonderd extra treinen ingezet om tweehonderdduizend soldaten op hun voorlopige bestemming te brengen. Bovendien werden voertuigen en paarden gevorderd. Het was een grote logistieke opgave en dat was te merken. Tinus zag dat het in Den Haag een chaos was. Paarden moesten naar de Houtrusthallen en sommige liepen los op straat. ‘Niets was goed geregeld’, zou hij later zeggen, en ‘wij hadden oud, te weinig en slecht materieel’. In Den Haag had hij ‘niks te doen’. Later herinnerde hij zich dat hij een keer bij een grote kerk moest collecteren voor het Nederlandse Leger. Na een aantal weken werd hij definitief geplaatst in Kessel, direct aan de Maas in Limburg. Daar werd hij ingekwartierd bij de familie Timmermans, importeur van Miele wasmachines. Veertien soldaten hadden er de hele zolder tot hun beschikking.

Elke drie weken kregen de soldaten één dag verlof. Tinus ging bijna iedere week naar huis. Iemand anders liep dan wacht voor hem. In Kessel leerde hij de familie Bruynen kennen, die een boerderij had vlak bij de kazemat waar hij gelegerd was. Als hij niet op wacht hoefde, ging hij daar vaak heen: de één blij met extra hulp op het bedrijf, de ander blij dat hij iets nuttigs kon doen.

3B Dienstplicht M Muskens Elshout (2) messen

2e rij uiterst rechts staand met kepie: Tinus Muskens. De kok had een fototoestel en heeft waarschijnlijk deze foto genomen. Zou het kunnen dat de soldaten stoer doen / lol maken met koksmessen? (Bron: auteur)

De Duitse aanval

Op 7 mei 1940 werden alle verloven ingetrokken. Op 10 mei ’s morgens in alle vroegte zagen de soldaten dat er rode lichtkogels afgeschoten werden ten teken dat de vijand de grens was gepasseerd. Daarna kwamen Duitse vliegtuigen laag overvliegen. ‘Het was allemaal verraden’, zei Tinus. De Duitsers wisten precies waar hun kazemat zich bevond. Met enkele voltreffers werden de schietgaten geraakt. De soldaten die in de kazemat zaten, moesten eruit. Daarna volgde een spervuur op de loopgraaf erachter. Niemand kon vluchten. Naast hen stond een huis in brand. Plotseling stonden de Duitsers bij hun loopgraaf, jonge jongens met te veel rum op. Bijna hadden ze een handgranaat gegooid toen één van de dienstmaten het lef had een zakdoek op zijn geweer te knopen om zich over te geven. ‘Ja Henk, aan u hebben we ons leven te danken’, zei Tinus na de oorlog.

6 M Muskens Kessel 1

Voor de woning van de fam Timmermans in Kessel. Staand 3e van rechts Tinus Muskens. Links onder met hondje: Dhr Timmermans. 14 soldaten waren op de zolderverdieping ingekwartierd. 13 van hen staan op de foto. De 14e soldaat maakte de foto. (Bron: auteur)

Krijgsgevangenschap

Alle Nederlandse soldaten werden krijgsgevangen gemaakt. Ieder voor zich moest naar de andere kant van de Maas zien te komen in een soort rubberen zak. De stroming van de Maas was behoorlijk sterk en Tinus kon niet zwemmen. Duitse soldaten stonden aan de overkant te wachten. Daar aangekomen ging het te voet verder en vervolgens werden ze met veertig man in een vrachtauto gepropt. Eerst werden ze naar Kaldenkirchen gebracht, waar ze de hele dag stenen moesten sjouwen. Aan het einde van de dag had iedereen pijnlijke handen. Een dag later kwamen ze aan in het doorgangskamp Bocholt. Daar kregen ze een Personalkarte. Tinus had 8 gulden en 3 cent op zak. ‘Inleveren’, zeiden de Duitsers. Ze lieten de krijgsgevangenen een film zien over het bombardement op Rotterdam. Als Nederland zich niet snel zou overgeven, zou het met andere steden in Nederland ook zo vergaan, zeiden ze. Als eten kregen de krijgsgevangenen tot dan toe alleen een paar stukjes ‘kuch’ (hompjes brood) per dag ze sliepen in de open lucht.

7 Krijgsgevangen M Muskens Elshout

Foto t.g.v. het vrijlaten van de krijgsgevangenen. Onderste rij staand 2e van links (met meest lichte haardos) Tinus Muskens (Bron: auteur)

De reis ging verder per trein, zestig man in een kalkwagon met een klein luikje. De reis duurde 28 uur. Ze mochten er onderweg nergens uit. De bestemming bleek kamp Stalag II-D in Stargard, in het huidige Polen. Dit was een kamp voor gewone manschappen. Krijgsgevangenen met een hogere rang gingen naar een zogeheten Oflag. De omstandigheden in een Stalag of Stammlager waren veel slechter dan in een Oflag of Offizierslager. Niemand kreeg een bord of bestek. De maaltijd bestond uit een grijze, grauwe brei in een ronde kom. Tinus had geen idee wat het was. ‘Ik zou het de varkens nog niet geven’, zei Tinus later. Maar het was dat of niets. Geslapen werd er in barakken op ijzeren kribben, één, twee of drie hoog. Als er een Duitser binnenkwam, hadden de krijgsgevangenen één seconde de tijd om eruit te komen, in de houding te staan en ‘Heil Hitler’ te roepen. Ze konden zich wassen onder een douche waar een klein straaltje water uit kwam. Ieder kreeg een stukje zeep, dat na elke douchebeurt ingeleverd moest worden. Het wassen moest heel snel. Als de Duitsers vonden dat ze niet schoon genoeg waren of te veel zeep gebruikt hadden, kregen ze slaag. De wc was een gat in de grond.

Samen met vijf anderen moest Tinus bij een hardvochtige veteraan uit de Eerste Wereldoorlog Runkeln oftewel bieten schoffelen. Met paard en wagen haalde de boer hen op. Eén soldaat met geweer stond voor op de wagen, een andere achterop. Na dit karwei moest hij aardappelen poten. Het was flink sjouwen met de volle korven over het heuvelachtige land. Op een tuinderij moest hij hoge distels tussen de aardbeien uit halen. De vrouw van de tuinder was een beter mens: ze bakte eieren voor de krijgsgevangenen. Haar dienstplichtige zoon was in Nederland. Ze zei steeds: ‘Bitte, seid doch gut zu meinem Sohn Erich’. Als boerenzoon kon Tinus het zware werk volhouden. Dat gold niet voor iedereen.

Toen ze aankwamen in Stargard, waren daar al Poolse krijgsgevangenen. Deze werden uitermate slecht behandeld. Nieuwe krijgsgevangenen kwamen uit België en Frankrijk. Onder hen waren Congolezen en Marokkanen. De Duitsers fouilleerden hen niet zelf. ‘Dat moesten wij doen’, zei Tinus, ‘dat durfden ze zelf niet’. Er werd nogal wat goud gevonden.

In juni kwam er bericht dat de ruim 22.000 Nederlandse krijgsgevangen gemaakte soldaten vrijgelaten zouden worden. Hitler had het persoonlijk verordonneerd in de vaste veronderstelling dat de Nederlandse bevolking zich achter het Duitse Rijk zou scharen. Tinus werd op 6 juni 1940 entlassen. Het zou nog enkele dagen duren voordat het papierwerk in orde was en vervoer geregeld. De krijgsgevangenen kregen ondertussen meer vrijheid. Duitse soldaten vroegen hun hoe breed het Kanaal was. Ze dachten dat ze snel in Engeland zouden zijn. Een kanaal oversteken, dat kon niet veel voorstellen, meenden ze.

 

Terug naar Nederland

Vanaf Stargard vertrokken de soldaten per vrachtauto, deze keer met voldoende plaats om te zitten. Daarna ging het verder met schone, lege treinen. In Oldenzaal kregen ze een warm onthaal. Bij particulieren werd met tweeën overnacht. Na registratie en een medisch onderzoek kreeg iedereen een vervoersbewijs. Op 13 juni kon Tinus daadwerkelijk naar huis. Hij constateerde dat Nederland niet hetzelfde was als voor de oorlog: op alle stations stonden Duitse soldaten.

Toen de oorlog uitbrak, had Tinus’ jongste broer Mari in Scheveningen het radiostation bewaakt. Ook daar was flink gevochten, maar Mari was niet krijgsgevangen gemaakt. Hij was enkele dagen na de Nederlandse overgave thuis gekomen. Het nieuwtje dat ook de andere zoon van Joske Muskens heelhuids terug was, ging snel door Elshout. Zijn kleren vielen zowat van zijn lijf dus hij ging vrijwel meteen met zijn zus nieuwe kopen. Eén van de eerste dingen die zijn moeder deed, was naar de Mariakapel gaan. Zij was een vrome vrouw en dankte ‘Elshouts Wonderbare Moeder Maria’ voor de behouden terugkeer van haar zoon. Van de buurt kreeg Tinus een fietslantaarn cadeau.

 

Melkstaking

Eind april 1943 kwam er een verordening van de Duitsers dat oud-militairen zich moesten melden voor hernieuwd krijgsgevangenschap. Bij Stork in Hengelo brak daarop spontaan een staking uit. Deze zou later de April-meistaking genoemd worden, in Limburg de mijnstaking en boeren noemden het de melkstaking.

‘Dat nooit’, riep Tinus kwaad toen hij van het bericht hoorde. Na een oproep van de directeur van de melkfabriek Drunen-Elshout deed hij direct mee aan de staking. In de Drunense Steeg gooide hij volle melkbussen van de wagen af. NSB-burgemeester J.Th. Ramaekers van Drunen gaf onmiddellijk opdracht alle stakers te arresteren. Zondag 2 mei werd oudste broer Jan uit de heilige mis meegenomen; ’s middags werd Mari opgepakt. Ondertussen had Tinus een veilig heenkomen gezocht bij mevrouw Van Breugel in de Kerkstraat. Zijn vriend Jan Klijn zocht hem daar op. Ze overlegden samen. ‘Gij zet nie bang Tinus. Witte wè gij moet doen? Gij moet oe eige zelf gaon melden. De Duitsers zeggen dè ze getuigen hebben. Laot ze het mar bewèze’.

Achterop de Indian motor is hij toen naar Drunen gegaan. Maar bang was hij wel. Hij werd direct ingesloten, verhoord en mishandeld. Hij dacht dat zijn laatste uur geslagen had en bleef volhouden: ‘Laot ‘m dan mar eens kome diegene die zegt dè wij dè gedaon hebben’. Er kwam niemand. Uiteindelijk werden de drie broers vrijgelaten. De buurt had ondertussen het vee verzorgd: de koeien waren gemolken.

Tinus meldde zich niet. Hij dook niet onder en bleef in Elshout. Maar hij sliep maar zelden thuis. Als er een Duitser in de buurt was, zocht hij direct een veilig heenkomen. Hij wist waar hij terecht kon. Was altijd op zijn qui-vive. Wij, zijn kinderen, verbaasden ons er jaren later altijd over dat hij van grote afstand precies wist te vertellen wat voor verkeer er over de weg aankwam.

 

Elshout bevrijd maar niet vrij

Anderhalf jaar later kwam voor Elshout een einde aan de Duitse bezetting. In de weken voor de bevrijding waren op de boerderij Duitsers ingekwartierd. Ze trokken zich via de Heusdense brug terug over de Maas. Alle koeien en een paard namen ze mee. Door het overhaaste vertrek waren ze gelukkig na een dag genoodzaakt om de koeien alsnog achter te laten. Na een week lang beschietingen barstte het oorlogsgeweld op 4 november 1944 plotseling echt los. Vier uur lang werden Drunen en in het verlengde daarvan Elshout zonder oponthoud bestookt door honderden kanonnen van wat Tinus de ‘Tommies’, de Engelsen, noemde (al werd Elshout uiteindelijk bevrijd door de Schotten). In de onverharde vloer van de schuur van de boerderij hadden Jan, Tinus en Mari een schuilgat van 7 meter lang gegraven. Hun moeder en zus Jaan hadden dit veilig kunnen bereiken. De broers lukte dat niet. Om toch wat lager te liggen zijn ze toen in de grup of mestgoot achter de koeien in de stal gaan liggen. Aan één stuk door hoorden zij een oorverdovend lawaai. Toen ze daarna buiten kwamen, zagen ze de gigantische branden. Drunen was één grote vuurzee. In de directe omgeving van hun huis betrof het zes boerderijen. Het was een enorm geknetter. In de hitte sneden de broers samen met andere buurtbewoners de touwen los waarmee de dieren in de stal vastgebonden waren en joegen het vee naar buiten.

De Maas was nu de grens tussen bevrijd en niet bevrijd gebied. Op de boerderij volgde opnieuw inkwartiering van geallieerde soldaten. Zij stelden hun oorlogsgeschut en een veldkeuken direct naast het woonhuis op. Vanaf de overkant van de Maas waren er geregeld beschietingen. Met Kerstmis 1944 volgde nog een aanval van de Duitsers. De bewoners van de dorpen direct aan de Maas moesten worden geëvacueerd. Een aantal kwam terecht in Elshout: net geen evacuatiegebied maar wel frontgebied. De bevrijding betekende zeker geen bevrijding van geweld.

 

Einde van de oorlog

Het zou nog een half jaar duren voordat heel Nederland bevrijd werd. De Geallieerden waren inmiddels weg uit Elshout. De door de familie buitenshuis verstopte spullen ook, meegenomen door de bevrijders. Het was voorjaar, wat betekende dat het land bewerkt moest worden. Maar het was bezaaid met allerlei projectielen, al dan niet ontploft. Veel boeren durfden hun land niet op, maar Tinus en zijn broer Mari wel. Nadat zij op hun eigen land de explosieven opgeruimd hadden en het land  geploegd, gingen ze bij anderen aan het werk en verdienden op die manier wat bij.

Bijna acht jaar later, op 1 oktober 1952, werd Tinus uit de dienstplicht ontslagen. Vier dagen eerder dan oorspronkelijk gepland, omdat de vier dagen van 10 mei tot en met 14 mei 1940 dubbel telden. De dagen doorgebracht in krijgsgevangenschap telden niet extra.

 

Zoveel jaar later

Wij, de vier kinderen van Tinus, hoorden een enkele keer een losse opmerking over zijn diensttijd en de oorlog. In huis waren herinneringen, waaronder veel foto’s, een oorlogsherinneringskruis, een ijzeren plaatje met een nummer, een wandbord ter gelegenheid van de mobilisatie in 1939 en uiteraard zijn kepie. Als kinderen leek ons zijn leven als soldaat machtig interessant. In die tijd kwam je niet veel verder dan je eigen dorp en vader was op verschillende plaatsen in Limburg geweest, in Den Haag en in het verre Polen. Na de oorlog was hij nog in Groningen geweest om paarden terug te halen.

Nieuwsgierig en in de hoop dat hij wat meer zou vertellen, haalden wij hem meer dan 25 jaar na de oorlog over om een dagje met de auto naar Kessel te gaan. Hij kende daar toch mensen! Tenslotte had hij nog jaren lang contact gehad met de familie Bruynen. Maar nee, hij keek er rond en zei zo goed als niets. Hij wilde de auto niet op de veerboot rijden om naar de overkant van de Maas te varen. Toen hij ver in de tachtig was, hebben wij hem gevraagd om wat over zijn diensttijd en over de oorlog op te schrijven en te vertellen. Dat heeft hij gedaan. Inmiddels was dat ruim 55 jaar na de bevrijding. Zijn herinneringen zijn voor zover mogelijk op juistheid gecheckt. Exacte data en context zijn toegevoegd. ‘Die mensen konden er ook niks aan doen’, zou hij later zeggen en ook 'Na vijf jaar oorlog ben je geen normaal mens meer.’

 

Bronnen

Geschreven en mondelinge informatie en foto’s van Martinus Muskens/

‘Nederlands Instituut voor Militaire Historie’ op nimh.nl.

Eric van der Most en Johan van Hoppe, ‘Nederlandse militairen in Duitse krijgsgevangenschap 1940-1945’ op krijgsgevangen.nl/

‘De Tweede Wereldoorlog dichtbij’ op oorlogsbronnen.nl/

Den Haag, Nationaal Archief, Toegang 2.19.296, Archief van het Nederlandse Rode Kruis/

Onbekend, Drunen [en] Elshout in de Oorlogsjaren, 1970.