Het antwoord was: het oppeperen van paarden voor de markt gebeurde in deze straat. Dat zat mij niet lekker. In een tijd waarin alleen Markt en Kerk, Hof en Burcht werden benoemd, zouden ze toch aan dat oppeperen geen straatnaam wijden? Toen ik ook in 's-Hertogenbosch een vreemde verklaring voor de straatnaam tegenkwam ontstond het idee om alle pepernamen in kaart te brengen, hun ligging, hoogte, richting en omgeving. En dan te kijken naar overeenkomsten en vroege vermeldingen. Als eerste wilde ik de resultaten van diverse andere onderzoekers bekijken en hun theorieën naast mijn bevindingen te leggen.
Bestaande theorieën
Een aantal bestaande theorieën waren: vernoemd naar de handel; het betalen van belasting in de vorm van peperkorrels; waterpeper; mattenbies; pijp. Een aantal van deze theorieën is op enkele Peperstraten van toepassing. In het boek Het geheim van de Peperstraten ga ik daar verder op in.
Plan van aanpak
Mijn besluit was om voor elke gevonden Pepernaam in heden of verleden op dezelfde manier te kijken naar een aantal aspecten:
- een Google Earth kaartje voor de hedendaagse situatie;
- een kaart uit het Actueel Hoogtebestand Nederland;
- de naam van de straat en de straten eromheen;
- oude kaarten van de straten of van het tracé van de straten;
- de positie in stad of dorp;
- positie ten opzicht van oude waterwegen of havens;
- oude toponiemen uit de buurt van de pepernamen;
- patroonheiligen van de nabije kerken achterhalen;
- machthebbers en hun connecties in de middeleeuwen.
Er kwamen al snel bepaalde inzichten. De meesten Peperstraten liggen in het middeleeuwse deel van een stad of dorp en lijken daar vanaf de stichting te bestaan. Ook werd duidelijk dat Peperstraten veelal lopen vanuit een lager deel als een rivier, beek, kade of haven naar het centrum van de nederzetting en daar te eindigen bij de marktplaats voor kerk, kasteel of hof.
In de buurt van de Peperstraten komen steeds dezelfde namen terug als Hoogstraat, Groenstraat, Hoofdstraat, Hof en Torenstraat. De namen en structuren leken zo op elkaar dat ik vaak het gevoel kreeg dat er dubbelen tussen zaten. Er kwamen steeds vroegere vermeldingen. De oudste zijn Vlaamse vermeldingen uit de twaalfde en dertiende eeuw
Bij het zien van weer een kerkmuur van tufsteen viel ineens het kwartje! De oudste tufstenen gebouwen dateren in ons land uit Romeinse tijd. De Romeinse ruïnes werden in de middeleeuwen geplunderd voor de kerken- en kastelenbouw. Toen die voorraad op was, moest de tufsteen worden aangevoerd vanuit de Duitse tufsteengroeven, over het water uiteraard. Alleen het laatste stukje van de boot naar het bouwwerk zou over land gaan. Verharde wegen bestonden in die tijd amper. De baksteen (een Romeinse uitvinding) was nog niet heruitgevonden en alleen plaatsen aan de rivieren maakten gebruik van rivierkeien.
Tot 1250 was tufsteen het bouwmateriaal voor vrijwel alle kastelen, toltorens en kerken die in steen werden opgetrokken. Alleen in het oosten en het zuiden waren kleine hoeveelheden ijzersteen en zandsteen die lokaal werden gebruikt.
Waar kwam al die tufsteen vandaan?
Tuf is ontstaan door het verharden van vulkanische as. Het is een lichte, poreuze steen die gemakkelijk is te bewerken. In Italië gebruikten de Romeinen tufsteen. In de Eifel vonden zij soortgelijk materiaal. Die tufsteen lieten ze de Rijn afzakken voor hun bouwprojecten in het noorden van het Romeinse rijk.
Kan het woord peper met tufsteen te maken hebben?
De Algemeene Kunstwoordentolk, een uitgave van Van Goor uit 1863, leverde voor Italiaans tufsteen de naam peperino en in het Nederlands pepersteen op. In Duitsland werd Pfefferstein gebruikt voor deze tufsteensoort. In Schoedlers Boek der natuur (1877) evenals in Linnaeus boek Beschrijving der dieren, planten en mineralen staat voor Italiaanse tufsteen vermeld: piperin of pepersteen. In het Engels is de naam pepperstone in gebruik.
Het is niet ondenkbaar dat de Romeinen deze naam hebben verspreid. De steensoort werd zo genoemd, omdat het lijkt alsof er peperkorreltjes in zitten. Ook in de Duitse tufsteensoorten is dat het geval.
Handel en routes van de tufsteen
Via de Rijn, het Moezelbekken en de IJssel bereikte de tufsteen de stapelplaatsen Utrecht en Deventer. Vanaf daar werden de stenen naar de plaatsen van bestemming gevoerd: In Noord-Drenthe (Anloo, Eelde, Vries) via de Waddenzee en de daarin uitmondende stromen, in Zuidwest-Drenthe (Diever, Ruinen) via het Zwarte Water en de daarop uitkomende beekstelsels. Via de IJssel en de Zuiderzee kwam de Römer tuf in Groningen en Friesland terecht, waar hij nog steeds in veel romaanse kerken aanwezig is. Via kleinere rivieren werd de steen vervolgens landinwaarts vervoerd.
Wie waren betrokken bij de handel in tufsteen?
Bij gebrek aan bronnen is het onmogelijk daar volledig in te zijn. Iemand die zeker een rol speelde is Bernold van Utrecht (?-1054). Als rijksbisschop stond hij in dienst van de Duitse koningen en keizers, die op hun beurt het bisdom Utrecht met privileges en goederen begunstigden. Elisabeth den Hartog concludeerde in haar boek De Oudste kerken van Holland dat het merendeel van de tufstenen kerken gesticht lijkt te zijn door de graaf van Holland op zijn diverse grafelijke hoven, of door lokale adel.
Graaf Willem II van Holland werd op 3 oktober 1247 op twintigjarige leeftijd door de aartsbisschoppen van Keulen, Mainz en Trier tot koning van Duitsland uitgeroepen. De tufsteengroeven liggen in het gebied waarover hij als koning heerste. In 1252 verloor hij de steun van de aartsbisschoppen.
Kloosters, kerken en steden met een koninklijk handelsrecht zoals bijvoorbeeld Deventer hadden vrije toegang tot deze handelsstromen. Tufsteen werd vervoerd met rivieraken met twintig tot veertig ton laadvermogen, ook kleine schepen werden gebruikt evenals vlotten die de Rijn afvoeren.
Door de herintroductie van baksteen en het invoeren van tol op de belangrijkste aanvoerroute, de Rijn, nam het gebruik van tufsteen in de loop van de dertiende eeuw sterk af. Onder de tweede abt van Mariëngaarde, Ento (1175-1184), werd nog tufsteen aangevoerd. Abt Ulbo (1252-1256) van het klooster Lidlum (in 1182 vanuit Mariëngaarde gesticht) liet echter ‘ovens bouwen om tichels te bakken en klei te steken’ (Lambooij & Mol 2001). Na het afbrokkelen van de rijksmacht hieven de territoriale heersers langs de Rijn en de IJssel zelf belastingen. De keizerlijke privileges konden niet meer te gelde worden gemaakt. De steden konden door de baksteenproductie het betalen van tol vermijden en de eigen economie voorthelpen. Dit betekende niet dat tuf geheel verdween. Lokaal bleef de steen nog lang in gebruik.
Pfeffer in Duitsland
Als je kijkt naar de ligging van de Duitse pepernamen, valt op dat een aantal ligt in de omgeving van oude steengroeven en een aantal ligt haaks op een waterweg naar het centrum van de plaats. Het lijkt erop dat de tufsteen vanaf de groeven via Pfefferwegen, Pfeffergraben (waterwegen in dit geval) en de Rijn ons land heeft bereikt en via Peperstraten op zijn plek belandde. Het is nu niet meer voor te stellen, maar rond 1200 waren alle stenen gebouwen en verharde wegen in ons land van natuursteen. In de meeste gevallen tufsteen. De Pepersteen zal bij iedereen bekend zijn geweest. Maar die kennis kon heel snel verdwijnen.
Als sneeuw voor de zon
In de zestiende en zeventiende eeuw vielen veel tufstenen gebouwen ten prooi aan de behoefte aan tras-, een waterdichte mortel waarvoor tuf werd vermalen. In Nijmegen verdween nagenoeg de gehele burcht het Valkhof. In 1714 leverde de Kleefse Poort in Xanten 5.000 ton tuf voor de trasproductie op. In Zutphen verdween de grafelijke residentie, in Deventer de kerk van het Grote Gasthuis. In het hele land verschenen trasmolens. Vooral Dordrecht maakte er werk van. Met tras verrijkt cement werd om deze reden aangeduid als Dordts of Hollands cement. Dit werd via de Dordtse stapelmarkt verhandeld in Noordwest-Europa. De tufsteen in het land verdween als sneeuw voor de zon. Met het afnemen van de tufsteenhandel was ook de betekenis van het woord peper voor bouwsteen niet meer in gebruik en daarmee werd ook de betekenis van de 108 pepernamen in Nederland onduidelijk.
Brabantse Pepernamen
Peperstraten komen in Noord Brabant voor in Eindhoven, Haren, ’s Hertogenbosch, Kaatsheuvel, Oijen, Oirschot, Oisterwijk, Oss, Ravenstein, Uden, Valkenswaard en Vught. Plaatsen die aanwijsbaar ook een Peperstraat hebben gehad zijn Hilvarenbeek, Loon op Zand, Megen, Nieuwkuijk en Tilburg. Daarnaast zijn er nog straten en plaatsen die een pepernaam of toponiem hebben. Dat zijn in Cromvoirt Pepereind, In Orthen de Buitenpepers, in Prinsenbeek Peperbos. In Schijndel de Pepertiend. In Veghel bestaat een straat Peperveld en een toponiem Pepersveld. In Vessem een Pepersven. Na de publicatie van het boek Het geheim van de Peperstraten werd door Jan van Helvoirt een verdwenen Peperstraat in Hilvarenbeek gemeld en enkele pepertoponiemen uit die gemeente. Word vervolgd…
In Het geheim van de Peperstraten is informatie te vinden over alle 108 Peperstraten (en -stegen) in ons land. De auteur doet in het boek verder uitgebreid verslag van haar zoektocht en staat stil bij enkele oude verklaringen voor de naam Peperstraten. Het boek is voor te bestellen via de auteur.
Bronnen
Den Hartog, E., De oudste kerken van Holland. Utrecht 2002.
Kramers Jz., J., Algemeene kunstwoordentolk, Gouda, 1847.
Lambooij, H. Th., en H. Mol, Vitae abbatum Orti Sancte Marie, 2001.
Ridder, T. de, E. Bult & E. Beukers (red.), Graven in Holland, 2014.