“Wachtpost 21 was een oud spoorwachtershuis in Lage Zwaluwe waarin mijn ouders woonden tijdens die rampnacht. Ik was pas geboren en nog maar net 3 weken oud. Een deel van het verhaal van meneer Kouters komt overeen met het verhaal wat ik altijd van mijn ouders gehoord heb.
Het spoorwachtershuis stond aan de noordzijde van station Lage Zwaluwe aan de Dirk de Botsdijk. Daar was toen nog een spoorwegovergang, die er al heel lang lag. Mijn vader en moeder waren geen wachters meer, want deze overgang had toen al overwegbomen, die op afstand bediend werden vanuit een seinhuis. Wel werkte mijn vader bij de NS en daarom konden mijn ouders in dat huis wonen.
Mijn ouders zijn die nacht gewekt door de buren die een eind verderop woonden. Ze zijn samen met die buren gevlucht over de spoorlijn. Dat is hun redding geweest want de spoorlijn lag hoger dan de weg en ging rechtstreeks naar het station. De weg liep al onder water en kronkelde naar het station. Als ze die weg gekozen hadden waren ze verdronken, zeiden ze altijd.
Ze konden over de spoorlijn lopen omdat eerder die nacht de treinen al gestopt waren met rijden. Toen ze bij het station aankwamen stonden er zestien mensen op het perron. Die hadden met de trein naar Breda willen vluchten, maar tot hun schrik reden er geen treinen meer. Het water stond al aan de rand van het perron en steeg nog steeds. Omdat mijn vader Station Lage Zwaluwe goed kende wist hij dat er een ladder achter een luik van het station zat. Die ladder hebben ze naar buiten gehaald en zo zijn alle mensen naar de zolder van het station geklommen. Mijn vader, met mij als kleine baby in de armen, werd door de overige mensen ook naar boven getrokken.
Mijn moeder had geen melk voor mij meegenomen en ik heb suiker in een schone zakdoek gekregen en heb daar anderhalve dag op overleefd. Mijn ouders zijn toen met een boot door militairen naar een dijk gebracht en aan het eind van die dijk stond een hotel waar ze naar toe moesten lopen. Door het overpakken van mij als baby ben ik daar uiteindelijk ondersteboven aangekomen.
Mijn ouders zijn naar theater Concordia in Breda gebracht en later opgevangen in een gastgezin. De NS heeft het huis waarin ze woonden weer helemaal opgeknapt en ik meen dat ze na een half jaar zijn teruggekeerd naar het huis. Alles was door het water vernield maar mijn ouders, met mij, hadden het vege lijf gered.”