De dorpsbrand van Boxtel van 23 mei 1540

"Boxtel verbrande opten sondach der drievoldicht alst kermis was"

Dorpsbrand in de stijl van Jeroen Bosch, gemaakt door artificiële intelligentie. (Bron: Midjourney, 2022)

Afbeelding van straat met brandende huizen ter illustratie, gemaakt door artificiële intelligentie. (Bron: Midjourney, 2022)

Halverwege de zestiende eeuw staat Boxtel, een boerendorp van enkele duizenden inwoners, bekend als bedevaartsoord. Eind veertiende eeuw zou daar het Heilig Bloedwonder hebben plaatsgevonden en om dat te gedenken, vindt jaarlijks op Drievuldigheidszondag, de eerste zondag na Pinksteren, de Heilig Bloedprocessie plaats.

“Gebrant van den Brugge totten Hert”

De Heilig Bloedprocessie van 23 mei 1540 loopt echter dramatisch af. Om drie uur ’s middags is de stoet bijna bij de Sint-Petruskerk, het eindpunt van de processie. Als de hoek van de tegenwoordige Oude Kerkstraat en Duinendaal wordt gepasseerd, bij de ingang van het kerkhof, vat daar een hoop stro op straat vlam door een van de meegedragen toortsen. De brand breidt zich snel uit over de huizen langs de huidige Oude Kerkstraat, in de richting van het clarissenklooster Sint-Elisabethsdal. Het klooster gaat geheel in vlammen op. “Onse kerk en alle onse huisen waren verbrand buiten en binnen”, schrijft een onbekend gebleven zuster, “zodat wij niet behielden dan een waschhuis ende klein hoenderhuisken, daar wij ons in onthielden.” De zusters hebben anders gezegd alleen nog het washuis en kippenhok als onderkomen. Ook het huis van deken Alard Baliart naast het klooster gaat in vlammen op.

Het vuur verspreidt zich via de huizen aan de huidige Clarissenstraat naar de Markt en legt daar op enkele gebouwen na alles in de as. De vlammenzee bereikt de Rechterstraat en slaat daar over naar de huizen van Boxtel-Buiten; het gedeelte van de dorpskern buiten de bruggen over de zogeheten Binnendommeltjes. Van de Rechterstraat gaat het gedeelte van de hoek van de huidige Kruisstraat en Burgakker tot aan de Zwaanse brug in vlammen op. De Burgakker zelf wordt op vijf of zes huizen na helemaal verwoest. Alleen de gebouwen bij het poortje naar kasteel Stapelen blijven gespaard. Alles bij elkaar legt de dorpsbrand bijna de helft van alle huizen van Boxtel-Binnen in de as.

Over eventuele dodelijke slachtoffers of gewonden is niets bekend, maar de omvang van de brand wordt in een verslag nauwkeurig gereconstrueerd aan de hand van de huisnamen die in Boxtel worden gebruikt voor de meest markante gebouwen, zoals herbergen, brouwerijen en het clarissenklooster.

 

Herbouw

De brand brengt ingrijpende veranderingen teweeg in het aanzien van Boxtel. De herbouwde huizen worden grotendeels in steen opgetrokken. Tot de brand waren de meeste gebouwen er nog voorzien van lemen wanden; alleen aan de Rechterstraat stonden voor 1540 al enkele huizen met stenen gevels. Sommige van de afgebrande huizen worden niet meer herbouwd, of worden samengevoegd tot grotere.

Kort na de brand wordt onder leiding van de drie Boxtelse timmerlieden Bartholomeus de Mommer, Walraven van der Elst en Joost Bloomaerts begonnen met de herbouw van het clarissenklooster. Nog datzelfde jaar is het herstel zover gevorderd dat de zusters weer kunnen intrekken. Als weldoeners van “het arm verbrand klooster” zijn hun namen vastgelegd in het memorieboek van de clarissen. De zusters zijn echter financieel geruïneerd en hun situatie is zo schrijnend dat ze toestemming krijgen van de prinsbisschop van Luik, Cornelis van Bergen, om te mogen bedelen. Deze toestemming wordt ook gecommuniceerd met andere geestelijke hoogwaardigheidsbekleders in de Meierij van ’s-Hertogenbosch, zodat een grote geldinzameling voor de zusters kan worden opgezet.

 

Brandpreventie

Naar aanleiding van de brand stelt de heer van Boxtel, Filips van Horne (1500-1541), een reglement op met maatregelen om een grote dorpsbrand in de toekomst te voorkomen. Zo worden er brandhaken en leren emmers aangeschaft voor de vuurbestrijding, maar de belangrijkste maatregel is wel het verplicht stellen van schoorstenen. Tot de brand worden nog veelvuldig rookgaten gebruikt; die zijn na de brand verboden in kamers lager dan 15 voet, ofwel ruim 4,5 meter. Wordt er een schoorsteen aan de zijkant van een huis gebouwd, dan moet deze 8 voet (2,5 meter) boven het dak uitsteken. Speciaal aangestelde brandmeesters worden belast met de controle van de schoorstenen. Keuren zij een schoorsteen af, dan mag deze niet gebruikt worden tot de nodige reparaties zijn uitgevoerd. Bij bakovens en brouwhuizen mogen geen brandbare materialen zoals hout en turf meer in de buurt liggen en het wordt verboden om ashopen op straat te leggen.

Tot in de tweede helft van de zeventiende eeuw zijn deze maatregelen nog van kracht; dan vindt aanscherping plaats en is het niet langer toegestaan om in Boxtel-Binnen huizen met strodaken te bouwen.

 

Bronnen

Coenen, J., Baanderheren, boeren en burgers. Een overzicht van de geschiedenis van Boxtel, Liempde en Gemonde, Boxtel, 2004.

Visser, de, J.J.E.M., Boxtel: een heerlijkheid tussen twee heren, ca. 1100-1652. Van hulde aan de keizer naar trouw aan de hertog, Boxtel/’s-Hertogenbosch, 2013.

Visser, de, J.J.E.M., Elisabethsdal. Zusters Clarissen in Boxtel, 1468-1717, Boxtel/Woudrichem, 2021.