Het rundvee in Brabant, verschillen tussen oost en west

Zwartbonte FH-koe rond 1955

Zwartbonte FH-koeien in een wei rond 1955. (Bron: Nationaal Veeteeltmuseum)

Lange tijd was zwartbont vee synoniem voor West-Brabant en roodbont voor Oost-Brabant. De verschillen zaten echter niet alleen in het haarkleed. Hoe is dat zo gekomen?

Van kruisen naar zuivere teelt

Rond 1900 gingen de boeren in Brabant zich organiseren. Naast boerenbonden en boerenleenbanken ontstonden er ook stierhouderijen en wat later fok- en controleverenigingen. De oprichting hiervan werd krachtig bevorderd door de Provinciale Veeverbeteringscommissie, die zelf in 1897 het licht zag. Ook de NCB, de Noordbrabantsche Christelijke Boerenbond, gaf subsidie voor het oprichten van stierhouderijen en fokverenigingen. Men kwam uit een periode dat het kruisen van rundvee in zwang was geweest zonder daarbij een duidelijk doel voor ogen te hebben gehad. 

In 1906 bracht het Nederlandsch Rundveestamboek (NRS) helderheid in de chaos door de standaard vast te stellen voor drie duidelijk van elkaar te onderscheiden veeslagen. Het meest melktypische Fries-Hollandse vee, afgekort FH en zwartbont van kleur; het zowel voor melk als vlees geschikte Maas-Rijn-IJsselvee, afgekort MRIJ en roodbont van kleur en de zwarte Groninger blaarkop (G). Vanaf toen werd teelt in eigen ras het devies en was kruisen taboe. 

Aan de randen van de provincie vond men het raszuivere vee; in de Westhoek het zwartbonte FH en langs de Maas van Grave tot Vierlingsbeek het roodbonte MRIJ met als zwaartepunt de plaatsen Cuijk en Beers. Voor valen en grijsbonten, evenals voor z.g. modderpoten en witkoppen, was sindsdien geen emplooi meer. 

 

Zevenbergen en Roosendaal

Rond 1906 richtten de boeren in het Land van Zevenbergen de eerste plaatselijke fokverenigingen op en ging de rationele teelt (teelt in overeenstemming met het fokdoel) daar van start, spoedig gevolgd door het gebied rond Roosendaal en Wouw. Ook op het zand kon met goed resultaat zwartbont vee gehouden worden, mits gezorgd werd voor adequate voeding. 

In 1911 ging de Bond FH van start, die propaganda maakte voor het zwartbonte vee door op gezette tijden een Bondsfokveedag te organiseren, gauw genoeg afgewisseld door de fokveedag van Roosendaal. De grote voortrekker was Adriaan Bax (1879-1967) van de Schaapshoeve in Zevenbergschenhoek, die vijftig jaar zowel lokaal als in de Bond als bij het NRS in Den Haag de kar zou trekken. Tijdelijk veel invloed kreeg de stier Ceres Albert 3 van Friese origine met zijn zonen, die dekte in de fokvereniging Kruisland en later naar Oosteind ging.

Ceres Albert 3

Ceres Albert 3, belangrijke fokstier voor zwartbont vee. (Bron Atelier Joh. de Jong, Oosterhout, ca. 1925)

 

Land van Cuijk

Door toedoen van zuivelconsulent J. Wintermans (1877-1955) kwamen in 1911 de eerste verenigingen in het Land van Cuijk en rond Eindhoven tot stand. Voordien hadden de gemeenten in het Land van Cuijk vooruitstrevend werk geleverd door goede dekstieren uit eigen ras ter beschikking van de boerenbevolking te stellen.

In 1913 sloten de fokverenigingen zich aaneen in de Bond voor de Rundveefokkerij Land van Cuijk. De Bond organiseerde vanaf 1917 de jaarlijkse Cuijkse fokveedag, die een grote stimulans betekende voor de uitbreiding van het roodbonte ras. Dit was vooral te danken aan de Sjoerdfokkerij. 

De vereniging in Beers kocht in Olst bij Deventer de stier Sjoerd ter correctie van het zware maar minder regelmatig gebouwde plaatselijke vee. Sjoerd werd al na 2 jaar verkocht naar Cromvoirt vanwege de lichte kalfjes die hij gaf bij de geboorte. Later bleek de fokkerij van Sjoerd een schot in de roos en fokte men in Beers verder met zijn zoon Sjoerd 1. Dit was een groot succes.

Sjoerd 1 gaf koeien met beste achterstellen en fraaie melktekens, die veel melk gaven. Heel wat plaatsen zochten naar een stier uit het Sjoerdbloed als eigen dorpsstier. En die waren op de Cuijkse fokveedag te vinden. 

Sjoerd 1

Sjoerd 1, belangrijke stamvader van MRIJ-vee in het Land van Cuijk. (Bron: Veldbode, 1927)

Het voorbeeld van Cuijk kreeg al spoedig navolging met de jaarlijkse fokveedag voor de Bond Veghel. De grote organisator van de Cuijkse fokkerij was Fest Martens (1876-1955) uit Beers, een man met groot gezag, die het evenals Adriaan Bax zou brengen tot erelid van het NRS.

 

Strijd in Midden-Brabant

Rond 1920 was het beeld al wel duidelijk: Oost-Brabant fokte roodbont en West-Brabant zwartbont. Maar ook in Midden-Brabant stonden de boeren voor de keuze welk veeras. 

Aanvankelijk fokten Best en Oirschot zwartbont, evenals Udenhout, Helvoirt en Hilvarenbeek. Roodbonte verenigingen ontstonden behalve in Cromvoirt, ook in Haaren, Moergestel en de Mierden. 

De goede naam van het vee uit het Land van Cuijk raakte steeds verder naar het westen bekend. Notabelen zoals huisarts dokter C. Hoek (1873-1939) in Helvoirt en Willem van Beuningen (1873-1948) van Huize De Bergen in Vught kozen duidelijk voor de roodbontfokkerij in hun woonplaats. Ook Coudewater bij Rosmalen en Christ van Herpt (1893-1984) in Herpt schakelden om van zwart naar rood. Ook de Oostelijke Langstraat, waar voorheen zwartbont overheerste naast valen en blauwen, ging over op roodbont. Dit vooral dankzij Augustinus Wouters (1888-1953) uit Gassel, in het hart van het MRIJ gebied, die in Haarsteeg als kapelaan werd aangesteld. Alleen Elshout bleef in dit gebied de zwartbonten trouw.

 

Roodbont breidt uit

West-Brabant was zeer overwegend zwartbont. Rijsbergen echter begon met roodbont. Christ Rens (1924-2012), vele jaren speaker op de bekende Boerendag, vertelde: “In 1919 haalde mijn vader de eerste roodbonten op de markt in Zwolle naar hier ”. Ook in Galder, Ginneken en Bavel begon men met roodbonten. Alphen bij Tilburg kende drie zwartbonte stierhouderijen en een roodbonte. Goirle en Riel fokten vanaf het begin zwartbont. Uiteindelijk zou Rijsbergen als roodbontenclave overblijven in dit gebied. Maar verder kon men rond 1930 spreken van een homogeen zwartbont gebied West-Brabant tot aan Tilburg. Oost- en Midden-Brabant tot aan Tilburg was het domein van de roodbonten. Met als uitzondering in ontginningsgebieden boeren uit andere streken afkomstig die hun zwartbonte veestapel meebrachten en daar op hun nieuwe locatie mee verder fokten.

Roodbont rundvee in de wei bij C. van Dooren in Lage Mierde

Roodbont MRIJ-vee in de wei bij C. van Dooren in Lage Mierde. (Foto: M. van Rijswijk, 1969, Nationaal Veeteelt Museum)

Alle rechten voorbehouden

 

Gescheiden leefwerelden

Veel boeren hadden een emotionele band met hun dieren en met het ras van hun dieren. Boeren en ook boerinnen hadden heel veel op met hun beste koe. Soms hoorde het bij de visite om een rondje langs de koeien op de stal te maken. Boeren met een beste veestapel genoten grote naamsbekendheid, de z.g. Fokkers met een grote F.

Toch waren roodbont en zwartbont vrijwel gescheiden leefwerelden. Boeren met zwartbonte koeien praatten graag over de prestaties van hun dieren in de melkemmer. Roodbontboeren deden dat ook wel, maar daar kwamen verkoopresultaten van koeien en kalveren vaak bij. Heel wat zwartbontboeren waren beter thuis in Noord-Holland of Friesland dan in Oost-Brabant. Boeren met roodbonten kenden vaak beter de weg in Limburg of Gelderland en Overijssel dan in West-Brabant.

Een van de weinige gelegenheden waar men met elkaar in contact kwam was op de vijfjaarlijkse landelijke tentoonstellingen van het NRS en, dichter bij huis, op de wekelijkse Bossche markt, waar rood en zwart door elkaar stonden opgesteld.

 

Overgang naar KI

Na de oorlog gingen de stierhouderijen op in verenigingen voor kunstmatige inseminatie (KI). Daar stonden grotere aantallen stieren bij elkaar, maar ook weer van een en hetzelfde ras. Toen rond 1965 in Brabant de groei naar grotere eenheden begon en afscheid werd genomen van het gemengde bedrijf bleven de boeren hun veeras trouw. Ook de overgang naar ligboxenstallen in de jaren zeventig gaf geen verschuiving tussen de rassen te zien. 

 

Ondine 

Dit ging veranderen toen rond 1980 de zwartbonten uit Noord-Amerika, de Holstein-Friesians (HF), beschikbaar kwamen. Deze waren ongeveer 100 jaar eerder uit onze kustprovincies naar de VS gehaald en daar meer in de melkrichting gefokt. 

Een bekende koe kwam uit West-Brabant. Het was de koe Ondine, geboren in 1876. Zij stond op de boerderij van baron van der Borch in Langeweg tussen Zevenbergen en Terheijden, dat toen nog Slikgat genoemd werd. 

Ondine moet een prachtdier geweest zijn en ook een beste fokkoe. Ze werd stammoeder van een lijn, waaruit in 1965 de beroemdste stier van Amerika, RORA Elevation, geboren werd. Het was aanleiding voor een Amerikaanse stamboek functionaris om in 2001 Langeweg te bezoeken en de stal te bezichtigen, waaruit Ondine indertijd naar de Nieuwe Wereld was vertrokken. Hoewel afkomstig uit dezelfde bron mochten FH en HF na honderd jaar gescheiden fokkerij wel als twee verschillende rassen beschouwd worden.

 

Nieuwe wensen

Door de komst van de Holsteins begon de scheidslijn tussen rood en zwart enigszins te vervagen. Sommige boeren met roodbont vee wilden de Holsteins wel eens proberen. Dat had tot gevolg dat in 1985 voor het eerst een zwartbonte fokveedag voor Oost-Brabant in Veghel werd gehouden. Op hetzelfde terrein waar een week eerder de jaarlijkse roodbonte keuring was geweest. In de volgende jaren zou voortaan een zwartbontafdeling aan de grote bestaande Brabantse Bondsfokveedag en de Land van Cuijkse fokveedag worden toegevoegd.

Voortaan zouden stieren van alle gewenste rassen voor de boeren bij de KI beschikbaar zijn.

In 1985 vond nog een belangrijke gebeurtenis plaats, het ontstaan van KI Zuid door fusie van de meeste ki-verenigingen in het zuiden. Het zou een opstap betekenen voor de grote landelijke KI-fusie in 1996. Voortaan zouden stieren van alle gewenste rassen voor de boeren bij de KI beschikbaar zijn.

 

Oorspronkelijke verdeling vervaagd

Rond 1990 wilden ook heel wat boeren de zwartbonte topstier Sunny Boy op hun roodbonte koeien gebruiken. Het omgekeerde gebeurde rond 2005 toen de roodbonte stier Kian ook veel zwartbonten als partner kreeg. Kian had een merkwaardige afstamming als kruisling en voerde naast HF-bloed ook 25 % MRIJ-bloed. De oorspronkelijke verdeling tussen rood en zwart vervaagde daardoor nog meer.

 

Bronnen

Verslagen Provinciale Commissie voor de Ondersteuning van Rijkswege van de Veefokkerij in Noordbrabant 1913-1930.

Rapport omtrent de rundveefokkerij in Noord-Brabant 1897.

Crijns, A. en F. Kriellaars, Gemengd Landbouwbedrijf op de zandgronden in Noord-Brabant 1885-1930, Tilburg, 1992.

Website Archief Rundveeverbetering Brabant/Limburg

Dekker, H., en K. Stapel, 100 jaar Koninklijke Vereniging Het Nederlandsche Rundvee-Stamboek, Den Haag, 1977.

De Vries, J., Een ontginning van groot allure: een eeuw Helvoirts broek, Helvoirt, 1999.

De Veldbode (jrg 27, 1930).

Veldman, M., "De Veehouderij in de Oostelijke Langstraat", in: Agrarische reconstructie van de Oostelijke Langstraat, Nieuwkuijk, 1960.