In de directe omgeving van Breda was het dorp Ginneken door de Francisco de Medina (?-1630) reeds ingenomen. De rest van Ambrogio Spinola’s troepenmacht van totaal 18.000 man sloeg het kamp op bij Gilze. Men wist dat Spinola vanuit Turnhout aan een nieuwe veldtocht was begonnen en de Bredase alarmbellen begonnen te rinkelen.
In het Kasteel van Breda werden nu voorraden aangelegd door gouverneur Justinus van Nassau (1559-1631). De Grote Zaal werd de graanzolder voorzien van 8.200 maten rogge en 2.800 maten haver (1 maat = 21,6 liter). Verder werden ingeslagen 3.600 pond kaas en 3.600 pond stokvis. Ook de burgers kregen de opdracht om eveneens voorraden aan te leggen. Boeren uit de omtrek werden toegestaan om met vrouw, kinderen en hun vee binnen de wallen te verblijven.
Goud en zilver van de burgers werd omgesmolten en gebruikt om de soldij van het garnizoen te betalen. Justinus hield een volkstelling om een goed beeld te krijgen van de situatie. Zijn mannen telden 6.309 burgers en 6.802 soldaten met hun vrouwen en kinderen. Kazernes waren er in die tijd nog niet. Ruiterstallen en barakken en een deel van het kasteel dienden tot huisvesting. Het grootste deel van het garnizoen was ondergebracht in kerken en bij de burgerij.
Buiten de omwalling werden in de directe omgeving van de poorten verbeteringen aangebracht in de verdedigingswerken. Belangrijk element waren de inundaties ten zuiden en ten westen van de stad. De sluizen lagen beschermd binnen de stadswal en zo konden de verdedigers de aanvallers natte voeten bezorgen.
Belegeraar Spinola zette zijn ingenieurs aan het werk. Hij omsloot Breda met een dubbele ring van vestingwerken. Deze circumvallatielinie had als doel vijandelijke troepen in de stad en ontzettingsmachten van buitenaf te weren. De buitenste ring van circa 27 km aan in enkele weken gegraven borstwering, een zeventigtal bastions, redoutes en andere werken omsloot Breda.
Een tweede ring, de echte aanvalslinie van Spinola, lag dichter bij de stad en was in de beginfase ongeveer 16 km lang. Om deze werkzaamheden te storen liet Justinus door zijn cavalerie geregeld uitvallen doen. Maar dat alles hielp niet en Spinola kon aan zijn belegering van Breda beginnen. Inclusief de voorbereidingen duurde het zelfs elf maanden. Vele binnen- en buitenlandse “ramptoeristen” kwamen de langdurige belegering met eigen ogen aanschouwen zoals b.v. de prins Ladislaw Wasa, de latere Poolse koning.
Natuurlijk werd in Breda wel schade aangericht door regelmatige beschietingen maar de overgave van de stad werd geforceerd door de slechte levensomstandigheden. Militair gezien had Justinus nog even door kunnen gaan: wapens, kogels en kruit waren nog in voldoende mate aanwezig.
De voedselvoorziening was echter rampzalig en ziektes zoals dysenterie en scheurbuik dwongen gouverneur Justinus van Nassau Spinola “de sleutel aan te bieden”, zoals Diego Velasquez (1599-1660) het zo mooi idealiseerde. Spinola liet de Staatsen met alle wapenen en de eigendommen van de nieuwe kasteelheer prins Frederik Hendrik (1584-1647) vertrekken. Prins Maurits was namelijk in april 1625 overleden en heeft de overgave van Breda niet meer meegemaakt.
Bronnen
Brekelmans, F. e.a., Geschiedenis van Breda, Schiedam, 1977.
Fagel, R., Kapitein Julián: De Spaanse held van de Nederlandse Opstand, Hilversum, 2011.
Jurriaanse, M., De Inboedel van het Kasteel van Breda in 1567, Utrecht, 1935.
Van Goor, T., Beschrijving der Stadt en Lande van Breda, ’s Gravenhage, 1744.
Van der Hoeven, G., Geschiedenis van de Vesting Breda, Breda, 1886.
Roest van Limburg, T., Het Kasteel van Breda, Schiedam, 1903.
Rodriguez Pérez, Y., De Tachtigjarige Oorlog in Spaanse ogen, Nijmegen, 2003.