De 600 meter lange Moerputtenbrug die werd gebouwd tussen 1881 en 1887. (Foto: Marc Bolsius, Erfgoed Brabant)
Thema
Industrialisatie in twee golven
In de negentiende eeuw gingen steeds meer mensen in fabrieken werken. Dit gebeurde in twee golven: vanaf 1820 kwam de eerste industrie op, en vanaf 1860 begon deze explosief te groeien.
Industrie en landbouw in Brabant
Rond 1800 werkten grote delen van de Brabantse bevolking in de traditionele landbouw. De Engelsen waren er rond 1770 echter in geslaagd om stoommachines op grootschalige, industriële manier toe te passen. Dat zou ook in Brabant grote gevolgen hebben. Aan het begin van de negentiende eeuw werden de eerste stoommachines in Brabant geïnstalleerd, maar het zou tot de tweede helft van de eeuw duren tot de Industriële Revolutie in Brabant in een ‘tweede golf’ van industrialisering echt op gang kwam.
Steeds meer mensen gingen in fabrieken werken en lieten de landbouw achter zich. Die werd ondertussen geplaagd door verschillende crises, wat boeren ertoe dwong zich in coöperaties te verenigen en hun landbouwtechnieken te verbeteren. Ook werd er op grote schaal woeste grond ontgonnen en in gebruik genomen, en investeerde de overheid op grote schaal in nieuwe infrastructuur, die ervoor zorgde dat de landbouw- en industrieproducten snel en goedkoop konden worden vervoerd.
-
De tramremise van Reusel
Stoomtrams en soms ook paardentrams ontsloten vanaf 1880 het Brabantse platteland. De nieuwe manier van vervoer stimuleerden de economische groei.
-
Een onderzoek naar arbeidsomstandigheden
Wie onder aan de maatschappelijke ladder stond, kwam in de negentiende eeuw steeds vaker in de knel. Het leven veranderde ingrijpend en in een almaar hoger tempo. Niet iedereen kon zich daarin…
-
Een zuivelfabriek in Hoogeloon
Ooit telde Noord-Brabant vele tientallen zuivelfabriekjes, maar na de Tweede Wereldoorlog zijn die door fusies overbodig geworden en daarom gesloopt. Aan de Vessemseweg in Hoogeloon staat een van de…
Opkomst van de Brabantse industrie
De Brabanders die aan het begin van de negentiende eeuw niet in de landbouw werkten, waren in verschillende sectoren actief. In Tilburg, Helmond en Geldrop en omgeving weefde en spon men bijvoorbeeld veel. In de Langstraat werd al sinds de achttiende eeuw leer gelooid en werden schoenen gemaakt, en de Meijerij stond bekend om zijn klompen terwijl thuisarbeiders in Eindhoven, Valkenswaard, Bergeijk en Bladel vaak sigaren rolden. Lage lonen maakten van Brabant een voordelige vestigingsplaats voor de fabrieken die de thuisarbeid gedurende de negentiende eeuw verdrongen. Enkele van de al aanwezige sectoren als de textielproductie en schoenenproductie ontwikkelden zich tot belangrijke industrietakken, terwijl ook nieuwe sectoren als de productie van elektronica en de zinkproductie in Brabant neerstreken.
Vooral de Brabantse textielproductie industrialiseerde al vroeg, al verliep de invoering van de stoommachine niet altijd even vlot. De eerste stoommachine van de provincie werd in 1820 in Eindhoven in gebruik genomen, maar de fabriek stapte even later toch weer over op waterkracht. Toen de eerste stoommachine in 1827 Tilburg binnen werd gereden, bekogelden arbeiders de machine met stenen en gooiden ze de ruiten van het huis van textielfabrikant Pieter van Dooren (1784-1845) in. Ze waren bang dat ze door de nieuwe machine van hun werk beroofd zouden worden. Het bleef echter bij dit ene protest. In 1846 telde Tilburg al 28 stoommachines, waarmee de stad in Nederland een koppositie innam en aan duizenden families werk en inkomsten verschafte.
In de Langstraat groeide ondertussen het aantal leerlooierijen en schoenmakers. In sommige delen van het gebied was zelfs een derde van de mannelijke beroepsbevolking in deze sector werkzaam. Zowel de leerlooiers als schoenmakers werkten vaak thuis, in kleine traditionele bedrijven. De schoenproductie mechaniseerde vanaf de jaren 1870, wat ervoor zorgde dat de buitenlandse concurrentie werd teruggedrongen en de Brabantse sector een steeds groter marktaandeel in Nederland veroverde.
Nieuwe industrieën
Een nieuwe industrietak in Brabant was de suikerindustrie. De eerste Brabantse suikerfabriek was in 1861 in Zevenbergen opgestart, waarna ‘suikerbaronnen’ al snel ook in andere plaatsen suikerfabrieken deden verrijzen. De markantste van hen was Sybrand Heerma van Voss (1841-1934), die innovatieve productieprocessen liet ontwikkelen in het eigen laboratorium van zijn fabriek en deze ook toepaste. Vanaf de jaren 1870 groeide de sector extra hard doordat steeds meer landbouwers in West-Brabant suikerbieten gingen telen.
Een andere nieuwe tak van industrie was de metaal- en electrosector, die in Brabant neerstreek. In steden als Bergen op Zoom en Breda ontstonden bijvoorbeeld metaal- en machinefabrieken om de machines van de suikerraffinaderijen en de Tilburgse weverijen te kunnen repareren en vervangen. Het bekendste voorbeeld vinden we in Eindhoven, waar de technicus Gerard Philips (1858-1942) in 1891 met behulp van zijn vader Frederik (1830-1900) een gloeilampenfabriek oprichtte. Zijn jongere broer Anton (1874-1951) hielp hem om de fabriek uit te laten groeien tot een van de grootste bedrijven van Nederland. In Budel opende de Belgische familie Dor in 1892 de Kempensche Zinkfabriek. Bij de afgelegen fabriek werd een geheel nieuw dorp gebouwd, dat Budel-Dorplein ging heten. In dit dorp werd vrijwel alles door de fabriek bepaald.
Een erg specifieke tak van industrie was de turfwinning in het oosten van de provincie. Jan van de Griendt (1804-1884) kocht grote delen van de Peel en begon er in de jaren 1850 een grootschalige onderneming met als doel om turf te winnen. Deze werd gebruikt als brandstof en als strooisel in bijvoorbeeld paardenstallen. In 1885 stichtte hij het naar zijn vrouw vernoemde dorp Helenaveen, zodat zijn arbeiders dichtbij de fabriek konden wonen.
Industrieel erfgoed op de kaart
Nieuwe spoorwegen, kanalen en wegen
De Brabantse industrie was voor zijn afzetmogelijkheden afhankelijk van de transportmogelijkheden die er in de buurt voorhanden waren: schepen en treinen vervoerden hun producten naar de afzetmarkten. Vanaf het begin van de negentiende eeuw zag de overheid steeds beter in dat er daarom in de Nederlandse infrastructuur moest worden geïnvesteerd. Koning Lodewijk Napoleon (1769-1821) begon met het verbeteren en aanleggen van wegen en kanalen met dit doel, en onder koning Willem I (1772-1843) en zijn opvolgers werden er daarnaast ook nieuwe spoorwegen aangelegd.
In 1854 werd de eerste spoorlijn in Noord-Brabant in gebruik genomen. Deze lijn verbond Roosendaal met Antwerpen en werd een jaar later doorgetrokken tot de Moerdijk, al moesten reizigers naar het noorden voorlopig van daaruit met de stoomboot verder reizen. De Spoorwegwet van 1860 bepaalde dat de staat de kosten van de aanleg van spoorlijnen zou betalen. Vooral in de jaren 1860 en 1870 werden er daardoor veel nieuwe spoorverbindingen in Brabant aangelegd. In 1872 werd de Moerdijkbrug voltooid. Deze was een technisch hoogstandje en op dat moment de langste brug van Europa. Een van de laatste lijnen die in Brabant werden aangelegd was het zogenaamde Halvezolenlijntje tussen Lage Zwaluwe en Den Bosch, dat van groot belang was voor de schoenenindustrie in de Langstraat.
Op het spoornetwerk sloot een uitgebreid netwerk van tramlijnen aan, dat werd aangelegd vanaf 1880. Deze lijnen verbonden kleine dorpen met elkaar en met de buitenwereld, en vergrootten net als de grotere treinverbindingen de afzet van lokale agrarische producten. Vanaf het begin van de negentiende eeuw werd ook hard gewerkt aan het verharden en verbeteren van de wegen in Brabant. De eerste weg die door de provincie zelf werd aangelegd, was de zogenaamde Gouverneursweg. Tot 1872 werden deze wegen betaald met tolheffingen die werden geïnd bij zogenaamde barrières, waarnaar topografische namen als de Achtste Barrier in Eindhoven en de Halse Barrier tussen Vught en Boxtel nog steeds verwijzen.
Op het gebied van de waterwegen begon men al in 1798 met het uitdiepen en bevaarbaar maken van de Dommel, Aa, Dintel en Mark. Het grootste project in Brabant was de Zuid-Willemsvaart, die van 1822 tot 1826 door honderden mannen met de schop werd gegraven terwijl vrouwen de aarde in manden omhoog droegen. Het kanaal verbond ‘s-Hertogenbosch met Maastricht en is met zijn 123 kilometer het langste kanaal dat ooit in Nederland is aangelegd. De stad Eindhoven werd later via het Eindhovensch Kanaal aangesloten.
Innovatie in de landbouw
Aan het begin van de negentiende eeuw produceerden de meeste boeren vooral voor hun eigen gezin. Ze verkochten slechts een klein deel van hun productie. De import van goedkoop graan uit Noord- en Zuid-Amerika zorgde in de decennia na 1870 voor een grote afname van de verkoop van Brabantse producten als rogge. De agrarische sector reageerde hierop door zich meer toe te gaan leggen op de productie van vlees, eieren en zuivel. In het westen van de provincie schakelde men vaak over op de verbouw van suikerbieten.
De boeren in Brabant hadden veel last van de Amerikaanse concurrentie en zagen in dat ze sterker stonden als ze zich verenigden. Dit gingen ze vanaf de jaren 1890 steeds meer doen. Voor de verwerking van de melk waren in 1896 bijvoorbeeld al zo’n honderd coöperatieve boterfabriekjes opgericht, terwijl er ook inkoopcoöperaties, fokverenigingen en verzekeringsinstanties werden opgericht. De uit Gemert afkomstige ‘boerenapostel’ Gerlacus van den Elsen (1853-1925) was een belangrijke aanjager van dit proces. Hij was bijvoorbeeld betrokken bij de oprichting van de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond (NCB) en de Boerenleenbank, die later op zou gaan in de Rabobank.
Ondanks de snelle opkomst van de Brabantse industrialisering vanaf 1860 bleef de Brabantse economie tot ver in de negentiende eeuw vooral agrarisch. Rond 1910 werkten nog steeds meer mensen in de landbouw dan in de nijverheid. Hier zou pas gedurende de twintigste eeuw verandering in komen.
Bronnen
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.
Meer innovatief Brabant
-
Thema
De opkomst en ondergang van de…
In de loop van de middeleeuwen groeiden de…
–
-
Thema
Oorlogsschade, crises en hoop op…
Dat Brabant in de Tachtigjarige Oorlog diende als…
–
-
Thema
Industrialisatie in twee golven
In de negentiende eeuw gingen steeds meer mensen…
–
-
Thema
Vergaande industrialisatie en…
De industrialisatie van Brabant komt pas echt van…
–
-
Thema
Wederopbouw en crisis
Na de moeizame oorlogsjaren en de vreugde van de…
–