Thema

De opkomst en ondergang van de steden

In de loop van de middeleeuwen groeiden de Brabantse steden uit tot welvarende economische centra.

Brabantse verstedelijking

Het huidige Brabant en Vlaanderen behoorden in het midden van de late middeleeuwen (1000-1500) tot de meest verstedelijkte gebieden van de wereld. Rond 1000 bestonden veel van deze steden echter nog niet, of waren ze slechts een gehucht. Nieuwe uitvindingen en de daaropvolgende ontginningen van woeste gronden brachten hier verandering in. De keerploeg en het halsjuk, waarmee de druk van de ploeg niet langer op de keel van het lastdier, maar op de borst kwam te liggen, zorgden er bijvoorbeeld voor dat er dieper en sneller geploegd kon worden. Hierdoor kon men met minder mensen meer land bewerken en konden ook minder vruchtbare gronden gecultiveerd worden. Verder werd het drieslagstelsel geïntroduceerd. Het land werd in drie vlakken verdeeld, waarbij een vlak het ene jaar wintergraan droeg, het jaar erna zomergraan leverde, en het het derde jaar braak lag. Hiermee kreeg de bodem de tijd om te herstellen en bleef de grond vruchtbaar. Samen leidden deze vernieuwingen tot een explosieve groei van de voedselproductie.

Keerploeg en halsjuk. (Bron: Frere Laurent, Somme le Roi)

Keerploeg en halsjuk. (Bron: Frere Laurent, ca. 1295, Somme le Roi)

De verbeteringen in de landbouw lagen ten grondslag aan de Brabantse verstedelijking. Boeren verhandelden overschotten aan voedsel op marktplaatsen. Deze lagen vaak op centrale plekken, zoals aan rivieren of aan kruispunten van belangrijke wegen. De toestroom van handelaren, handwerkslieden, boeren en werkzoekenden zorgden ervoor dat de nederzettingen uitgroeiden tot een steden. Deze marktsteden, zoals Oisterwijk en Breda, golden als het doorgeefluik tussen het lokale platteland en de rest van de wereld.

De steden waren voor hun welvaart afhankelijk van het omringende platteland. Dit was terug te zien in het vruchtbare zuiden van het hertogdom Brabant, het huidige Vlaanderen. Hier verliep de verstedelijking sneller en heftiger dan op de minder vruchtbare zandgronden in het noorden. Door de sterke band tussen stad en platteland hadden crises op het platteland effect op de economie van de steden. Oorlog of opstand kon zo leidden tot een ontwrichting van de landbouw en de stedelijke handel. Toen aan het einde van de vijftiende eeuw verschillende steden in opstand kwamen tegen aartshertog Maximiliaan I van Oostenrijk (1459-1519) kreeg ook het Brabantse platteland het zwaar te verduren. Oorlogshandelingen en een uitbraak van de pest veroorzaakten een tekort aan werkkrachten en grondstoffen. De productie liep terug en de handel kreeg een klap.

De hertogen of landsheren deden er vaak alles aan om de groei van de steden te stimuleren. Het succes van 'hun' steden was een teken van hertogelijke welvaart en prestige. Hoe groter en rijker de stad, hoe meer inkomsten voor de hertogelijke schatkist. Daarnaast deden sterke steden aan de rand van het hertogdom dienst als verdediging tegen machtswellustige buren. Om dit te bereiken waren de Brabantse hertogen, zoals Hendrik I (1165-1235), bepaald niet scheutig met het uitdelen van stadsrechten. Daarnaast groeide de macht van de steden ook door het verkrijgen van privileges. In ruil voor steun aan de hertog verkregen de steden meer en meer rechten, waarmee ze lokale machtscentra binnen het hertogdom wisten te worden.

Lakenhandel

De Markt te 's-Hertogenbosch gezien vanaf de Korte Kerkstraat naar de Hoge Steenweg. Op de voorgrond Sint-Franciscus, de patroonheilige van het gewandsnijders- en droogscheerdersgilde, die stoffen uitdeelt aan de armen (bron: Noordbrabants Museum)

De Markt te 's-Hertogenbosch gezien vanaf de Korte Kerkstraat naar de Hoge Steenweg. Op de voorgrond Sint-Franciscus, de patroonheilige van het gewandsnijders- en droogscheerdersgilde, die stoffen uitdeelt aan de armen. (Bron: Anoniem, ca. 1530, Noordbrabants Museum)

De Brabantse steden stonden al sinds de middeleeuwen bekend om hun textielindustrie. Al in de twaalfde en dertiende eeuw werd laken uit Brabant in heel Europa als luxeproduct verkocht.

Door spanningen tussen het graafschap Vlaanderen en Engeland verloren de Vlamingen het recht om Engelse wol te kopen en hun lakens in Engeland af te zetten. In 1270 lukte het de hertog van Brabant om dit recht voor zijn steden te verwerven. Veel textielarbeiders die in het graafschap Vlaanderen hun werk verloren hadden trokken naar Brabant. Deze nieuwkomers waren verantwoordelijk voor de verfijning van de Brabantse lakenproductie. Al in 1271 was op de Engelse markt laken uit Brabant te koop en in de jaren daarna drong het door tot in Spanje, Italië en de Oostzeelanden.

Naast de grote textielcentra Leuven en Mechelen werd ook in het huidige Noord-Brabant Engelse wol verwerkt tot Brabants laken. Vanuit Bergen op Zoom werd deze wol door de rest van het hertogdom verspreid en bewerkt tot Brabants laken. De vondst van honderden lakenloodjes in Eindhoven en 's-Hertogenbosch en de Blauwehandstraat in Bergen op Zoom wijzen op een levendige textielnijverheid in deze steden.

's-Hertogenbosch ontwikkelde al redelijk vroeg een lakenindustrie. De eerste vermelding van een Bossche lakenhal stamt uit 1287. Verordeningen van de hertog van Brabant en het Bossche stadsbestuur laten zien dat de Bossche lakenhandel in de veertiende en vijftiende eeuw ook de bestuurders aan het hart ging. Naast de lakenhal werd het Bossche laken verkocht op de markt, zoals te zien is op een zestiende-eeuws paneel van het lakengilde. Bovendien hadden de Bosschenaren een eigen opslagplaats in het Scandinavische Schonen, waar zij haring, hout en paarden insloegen en hun eigen laken afzetten.

Internationaal handelscentrum

Hoewel 's-Hertogenbosch handelde tot aan Scandinavië was het niet het handelscentrum van het noorden van het hertogdom. Deze eer was voorbehouden aan Bergen op Zoom. De jaarmarkten van Bergen op Zoom trokken handelaren uit de hele wereld. Er werden niet alleen lokale producten verkocht. Men vond er ruwe en geweven wol, huiden, lood, tin, lederwaren en specerijen.

Frank Lammers ontdekt de handelsstad Bergen op Zoom. (Bron: Canon van Lammers, aflevering 5, Erfgoed Brabant)

Alle rechten voorbehouden
De zeehaven van Bergen op Zoom, bereikbaar via de Oosterschelde, maakte de stad toegankelijk voor iedereen. Samenwerking met die andere Scheldestad, Antwerpen, was een onderdeel van het Bergense succes. De jaarmarkten die in beide steden gehouden werden, rond Pasen en Allerheiligen, sloten op elkaar aan waardoor handelaren niets hoefden te missen. Het was voor handelaren dus lucratief om in het voor- en najaar naar de Brabantse kust af te reizen. Natuurlijk profiteerden de heren van Bergen op Zoom ook van de sterke economie. Om zijn macht en rijkdom uit te drukken liet Jan II van Glymes (1417-1494), heer van Bergen op Zoom, in 1482 een groot stadspaleis bouwen. In het zogenaamde Markiezenhof konden de heren in stijl hoge gasten ontvangen. 

Tussen 1470 en 1475 was de opbrengst van de Bergense markten tweemaal zo groot als die van Antwerpen. In de zestiende eeuw begon echter de economische achteruitgang van de stad. De Sint-Felixvloed van 1530 was het startsein voor verzanding van de oosterschelde waardoor zeeschepen de Bergense markten moeilijker konden bereiken. Met de opening van de eerste handelsbeurs van de wereld in 1531 nam Antwerpen definitief de positie van belangrijkste handelsstad over. Als economische centrum mocht Bergen op Zoom dan zijn positie verloren zijn, als militair steunpunt zou het nog een grote rol gaan spelen.

De haven van Antwerpen door Hans Bol. (Bron: Rockoxhuis)

De haven van Antwerpen in 1583 door Hans Bol. (Bron: Hans Bol, 1583, Snijders&Rockoxhuis)

Ondergang

De kooplui in de Brabantse steden hadden baat bij stabiliteit en rust in het hertogdom. Met de opstand van de noordelijke Nederlandse gewesten tegen de Spaanse koning, heer van de Nederlanden, brak er echter een periode van langdurige onrust aan. Het lokale machtscentrum van de Spaanse koning lag namelijk in het zuiden van het hertogdom Brabant. Hiermee werd het huidige Noord-Brabant frontgebied wat een einde maakte aan een eeuwenlange bloeiperiode.

Weeklacht van de verscheurde Nederlanden, ca. 1577, Hans Collaert (I), 1576 - 1577

De Nederlanden worden door Spaanse soldaten van haar hart beroofd. Links op de achtergrond wordt een boerderij geplunderd. (Bron: Hans Collaert, ca. 1577, Rijksmuseum)

Vele veldslagen werden uitgevochten op het Brabantse platteland. Zowel Spanjaarden als opstandelingen plunderden dorpen en vernietigden de oogst. Soms om elders door te verkopen of hun eigen troepen te voeden, maar net zo vaak probeerden ze hiermee de omliggende steden te verzwakken. De economische en intellectuele elite die het oorlogsgeweld ontvluchtte nam de nodige kennis en handelscontacten mee. De ondergang van het hertogdom Brabant maakten de weg vrij voor Holland als nieuwe speler op het economische wereldtoneel.

Het huidige Noord-Brabant werd aan het einde van de oorlog als generaliteitsland onderdeel van de nieuwe Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Haar economische bloeiperiode was ten einde en ook de 'Hollandse Gouden Eeuw' zou hier geen verandering in brengen.

 

Bronnen

Gerlach, P., “Tijd en milieu waarin Jeroen Bosch leefde”, in: Brabants Heem (jrg. 21, nr. 5, 1969), 114-121.

Sassen, J., Inventaris der archieven van de stad ‘s Hertogenbosch. Charters en privilegiebrieven van het jaar 1191-1826, ’s-Hertogenbosch, 1865.

Sonnemans, G. e.a., Blikken op Brabant. De canon van Nederland in Noord-Brabants perspectief, ‘s-Hertogenbosch, 2012.

Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.

Van Oudheusden, J., Verhalen van Brabant. Geschiedenis en erfgoed in tien tijdvakken, ‘s-Hertogenbosch, 2015.

Van Velthoven, H., Stad en Meierij van ‘s Hertogenbosch. Deel 1, Amsterdam, 1935.

Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.

Draag bij aan Brabants erfgoed!

Wil je een verhaal delen? Vul hieronder je gegevens in, en geef kort aan wat je zou willen bijdragen. De redactie neemt dan contact met je op.