Er is zoveel om dankbaar voor te zijn

Kabul vanaf ‘TV Hill’, met op de achtergrond miljoenenstad Kabul en de smog van de open vuren in de stad, waardoor vliegtuigen soms niet konden landen

Kabul vanaf ‘TV Hill’, met op de achtergrond miljoenenstad Kabul en de smog van de open vuren in de stad, waardoor vliegtuigen soms niet konden landen. (Foto: Inge van Megen, 2005-2006)

Alle rechten voorbehouden

“Vanuit het klaslokaal van de middelbare school werd ik vreselijk afgeleid door al die startende en landende vliegtuigen”, vertelt Inge van Megen. “Samen met mijn vader ging ik naar de Luchtmacht Open Dag kijken, en toen dacht ik: dat wil ik dus.” Geboren en getogen in Eindhoven, raakte Inge al op jonge leeftijd geïnteresseerd in de Koninklijke Luchtmacht. Via een aantal omzwervingen is ze daar uiteindelijk als Officier Voorlichting en later Communicatie ook terechtgekomen en op uitzending geweest in 2005-2006 naar Afghanistan. We spreken af op de vliegbasis in Eindhoven, waar ze haar verhaal openhartig aan mij vertelt.

Omzwervingen 

“De eerste vrouwelijke jachtvlieger, Nellie Speerstra, had ik letterlijk als inspiratie boven mijn wasbak hangen.” Vliegen bij de Koninklijke Luchtmacht was de grote droom van de jonge Inge. Op zeventienjarige leeftijd besloot ze die droom achterna te gaan en zichzelf bij de luchtmacht als vlieger aan te melden. Daar werd ze echter glansrijk afgekeurd. “Ik vond dat natuurlijk hartstikke stom. Maar goed, ik voldeed niet aan de eisen en dat was ook terecht.” Twee jaar later mocht ze het opnieuw proberen, kreeg ze te horen.

In die twee jaar zat Inge niet bij de pakken neer. Ze besloot Defensie-ervaring op te doen en solliciteerde voor een functie bij de Landmacht. De leukste functie van de hele Landmacht, zoals Inge het tijdens het gesprek omschreef: voorwaarts waarnemer van de artillerie. Dat betekent dat Inge ervoor moest zorgen dat er vuursteun voor de eigen troepen aanwezig was. Ze ging veel op oefening en dat bracht haar op allerlei plekken in heel Europa. De functie was zo divers dat Inge het er zes jaar heeft volgehouden. 

Tot 1994. Ze is toen de dienst uitgegaan en heeft twee jaar bij de bibliotheek in Arnhem gewerkt. Een hele andere wereld dan de jonge Inge in eerste instantie voor ogen had. Na twee jaar bij de bieb werd haar contract echter niet meer verlengd, en kon ze de droom die ze als zeventienjarig meisje al had toch een beetje werkelijkheid maken. Terug naar de luchtmacht. Alsof ze zichzelf weer zag zitten in de klas, met haar hoofd in de wolken. Daar kwam ze uiteindelijk binnen. Weliswaar niet meer als vlieger, maar dat paste eigenlijk ook niet zo goed bij Inge. “Ik ben een teamplayer, en ik vind het heel erg leuk om samen met anderen bepaalde opdrachten op me te nemen.” 

Zo begon Inge in de logistiek. Daarna rondde ze een HBO-communicatieopleiding af en werd ze Officier Communicatie voor de Luchtmacht. In die functie was ze verantwoordelijk voor de communicatie en mediabegeleiding, en werd ze uiteindelijk ook voor elf weken uitgezonden naar Afghanistan als Public Affairs Officer (PAO).

 

Opgetild uit je eigen omgeving 

Inge was blij om eindelijk eens een keer op missie te gaan. In die periode ging iedereen wel een keer op missie. Het is ook hetgeen waar je veel voor traint. Waar over gepraat werd. En waar verhalen over gingen. “Ik vond het toch wel ongemakkelijk dat ik al zo lang in dienst zat, maar niet uit mijn eigen ervaring kon meepraten”, vertelt Inge. “Maar de reden waarom was natuurlijk niet leuk en dat was soms ook wel even slikken. Je gaat alleen maar op missie als het de normale maatschappij niet lukt om nader tot elkaar te komen. Dus je weet van tevoren, je gaat naar een plek waar defensie het over heeft moeten nemen.” 

Eenmaal in Afghanistan zelf merkte Inge dit ook. “Alsof je daadwerkelijk even uit je eigen omgeving wordt opgetild en ergens anders wordt neergezet, waarvan je van tevoren niet kunt bedenken hoe dat eruit ziet. Maar ook hoe dat voelt, en hoe dat ruikt. Toen ik net het vliegtuig uitstapte, was het alsof ik een klap in mijn gezicht kreeg”, vertelt Inge. “Het was er ijskoud. En de geur die er hing, was zo indringend. Er werden daar overal kampvuurtjes gemaakt van allerlei spullen die de mensen konden vinden, om zichzelf warm te houden. Onder andere autobanden en kamelenpoep werden op het vuur gegooid om warm te blijven.” De lucht was daardoor een mengeling van rubber en smog van alle vuurtjes. “Ik had ook echt twee weken een bloedneus, want alles wat je naar binnen haalde via je neus, dat was zo vies!”

Kabul op 1800 meter hoogte, ISAF Headquarters eind 2005. Net voor kerst viel er in een nacht meer dan 10 cm sneeuw

Kabul op 1800 meter hoogte, ISAF Headquarters eind 2005. Net voor kerst viel er in een nacht meer dan 10 cm sneeuw. (Foto: Inge van Megen, 2005).

Alle rechten voorbehouden

 

Khalida 

Als PAO was het Inge haar functie om de media vanuit allerlei landen te begeleiden. Mensen van de media klopten bij haar aan om in contact te komen met Nederlandse militairen. In die functie kwam ze in aanraking met veel verschillende verhalen. “Ik zorg van tevoren dat ik een goed beeld heb van de Nederlandse inzet. Als er dan media komt, kan ik ze aan elkaar koppelen. Als je je ogen en oren open houdt, zijn er overal verhalen te vinden. Dus ik ben echt de verbinder, die mensen bij elkaar brengt en ervoor zorgt dat de verhalen verteld worden.”

Als ik haar vraag welke verhalen Inge nog goed bijstaan, begint ze te vertellen over iets wat ze zelf heeft mee mogen maken. Op een gegeven moment werd Inge gevraagd of ze mee wilde naar een vrouwenopvangcentrum in Kabul. “Dat vond ik zo indrukwekkend. De vrouwen die daar zaten hadden verhalen waarvan ik dacht, jeetje, dat dat bestaat en echt gebeurt. Vrouwen of verstoten kinderen, die geen vader of moeder meer hadden, werden daar in het geheim opgevangen en in veiligheid gebracht vanwege de dreiging van de Taliban. Ze kregen er eten en leerden van alles over bijvoorbeeld naaien of schoonheidsmassages en -behandelingen, zodat ze daar later een centje mee konden verdienen. De vrouwen waren er prachtig kleurrijk gekleed.”

Het maakte indruk op Inge om de vrouwen in het opvangcentrum te ontmoeten en hun verhalen aan te horen. Een van die verhalen is van de elfjarige Khalida. “Zij had haar ouders verloren. Ze zou uitgehuwelijkt worden, ze was elf. Zij heeft mijn hart gestolen”, vertelt Inge. “Dat maakte zoveel indruk, dat ik voor haar en voor alle anderen in het opvangcentrum een inzamelactie heb opgezet. In Nederland werden allerlei overlevingsspullen verzameld en uiteindelijk naar Afghanistan opgestuurd. Aan het einde van mijn uitzending zijn we daar dus nog een keer geweest om alles wat we ingezameld hadden af te geven. En toen had Khalida een tekening voor mij gemaakt. Die tekening heb ik nog steeds.”

En tussen alle verhalen door, merkte Inge ook zelf veel dingen op van de oorlog. “Die eerste keer dat ik door Kabul reed, was echt een shock. Het was een stad, maar die stad lag zo aan puin. Alles was gewoon kapot. En er woonden mensen gewoon nog in de kapotte flats. Alles lag onder een laagje stof. Alles was beige.” Alles wat Inge daar zag, was voor haar een bevestiging. “Een bevestiging dat je blij mag zijn dat mijn wiegje in Nederland staat, waar wij heel lang vrede hebben gekend. Wij weten dat het tijdelijk is. We zitten daar voor een bepaalde tijd en ook op een veilig stukje grondgebied, met een plek om te schuilen. Maar de mensen daar hebben dat niet. Zij moeten de oorlog als een gegeven in hun dagelijkse bestaan accepteren.”

Van Kabul International Airport naar ISAF Headquarters in Kabul is dit wat je veelvuldig vanuit de auto zag

Van Kabul International Airport naar ISAF Headquarters in Kabul is dit wat je veelvuldig vanuit de auto zag. (Foto: Inge van Megen, 2005-2006).

Alle rechten voorbehouden

 

Relativeren 

Terwijl de oorlog verder ontwikkelde, ging Inge terug naar huis. Terug naar Brabant, de provincie waar ze geboren en getogen is, en – ondanks haar omzwervingen – toch altijd weer naartoe terugkomt. “Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat mijn familie hier woont. En het werk bracht me natuurlijk ook hier weer terug. Op gegeven moment was het bijna de Brabantse Air Force, omdat er zoveel vliegbasissen in Brabant gestationeerd zijn. Dus het was toch altijd weer thuiskomen.”

Die Brabantse invloed was ook tijdens haar missie nog te merken: “Ik ben voor de kerst vertrokken, dus tijdens mijn missie vierden we ook nog carnaval. Nou dat werd enorm gevierd!” Inge vertelt met een lach over de carnavalsviering in Afghanistan. “Iedereen was verkleed. Zelfs de commandant droeg zonder enige gêne een grote neus en een feestmuts. Alle buitenlanders, waaronder Duitsers en Italianen, waren eerst verbaasd, maar liepen later met ons mee in de polonaise.”

Carnaval kan niet ongemerkt voorbij gaan met de F-16 eenheid uit Volkel in the lead

Carnaval kan niet ongemerkt voorbij gaan met de F-16 eenheid uit Volkel in the lead. (Foto: Inge van Megen, 2006).

Alle rechten voorbehouden

“Zo zie je maar dat er altijd dingen zijn die mensen met elkaar verbinden. De saamhorigheid onder alle militairen was erg groot. Als het er echt op aankomt, dan zet je je samen ook in voor hetzelfde doel. Dat geeft mij wel het vertrouwen. Dat mocht het ooit nodig zijn, dat we elkaar weten te vinden”, vertelt Inge. “Je sleept elkaar er doorheen.” En ook zelf heeft Inge zich er doorheen gesleept. We bladeren samen door een fotoboek, gemaakt door de zwager van Inge. Het boek is een verzameling van alle mailcontacten die Inge met haar familie thuis onderhield, inclusief foto’s. “Ik schreef elke week een update, met wat foto’s erbij. Dat was voor mij ook een soort dagboek, om te verwerken wat je hebt gezien en meegemaakt.”

Als ik Inge vraag waar ze trots op is, geeft ze aan dat er eigenlijk heel veel dingen zijn waar ze trots op is. “Ik ben er trots op dat ik onderdeel ben van Defensie, van de Luchtmacht en van deze missie. Maar ik ben ook trots op het feit dat ik een leuk gezin heb. Dat ik met mijn kinderen mijn weg door het leven weet te vinden.” Inge glimlacht. “En ik hoop dat ik altijd in staat blijf om te relativeren. Blij zijn met de dingen die ik heb en niet vergeten dat het ook heel anders kan zijn. Er is zoveel om dankbaar voor te zijn.”