We deden wat we konden

Rob Krekelberg over zijn ervaringen tijdens de missie in Rwanda

WhatsApp Image 2024-11-07 at 12.28.20

Rob Krekelberg tijdens de missie in Rwanda. (Bron: Rob Krekelberg, 1994)

Alle rechten voorbehouden

Militair Rob Krekelberg nam deel aan de humanitaire missie Provide Care in Rwanda. Samen met 111 anderen verleende hij noodhulp in de vluchtelingenkampen rondom Goma, Zaïre, het vroegere Congo. Hij herinnerde het zich nog goed. Het was zijn allereerste missie en veel tijd om zich voor te bereiden had hij niet. “Ons tentenkamp keek uit op het Kivumeer, de lijken dreven gewoon door het water’’, vertelde hij.

In de zomer van 1994 kwam Krekelberg met zijn team terug op de kazerne in Oirschot. Ze hadden een week lang blaren geprikt bij de Nijmeegse Vierdaagse. Terug op de kazerne, ging zijn telefoon af: "Of ik de missie naar Rwanda wilde leiden. Een week later zat ik in het vliegtuig."

De Rwandese genocide

Al sinds het koloniale bewind, afgeschaft in 1962, waren er in Rwanda conflicten tussen de Hutu's en de Tutsi's. In 1994 bereikte de situatie een dieptepunt. Op woensdagavond 6 april 1994 werd het vliegtuig van de Hutu president Juvenal Habyarimana (1937-1994) neergehaald. Habyarimana kwam hierbij om het leven en er volgde een explosie van geweld. 

Hutu's trokken er massaal op uit om Tutsi's te vermoorden. In een periode van slechts 100 dagen, (7 april tot 15 juli 1994) vermoordden extremistische Hutu's naar schatting 800.000 Tutsi's en gematigde Hutu's, een van de snelst voltrokken genocides van de twintigste eeuw. Honderdduizenden Rwandezen sloegen op de vlucht naar buurland Zaïre.

In de eerste maanden bood Nederland geen militaire hulp. Onder leiding van Jan Pronk, toenmalig minister van Ontwikkelingshulp, besloot de regering in juli alsnog om een humanitaire missie op te starten, Operatie Provide Care. Eerst vertrok op 29 juli 1994 een verkenningsteam. Zij moesten in kaart brengen waar de Nederlanders het beste konden helpen en waar de medische hulp het hardst nodig was. Ondertussen bereidden de overige militairen zich voor op de vliegbasis in Woensdrecht.

Krekelberg: "We kregen les van het Nationaal tropeninstituut over hoe je overleeft in de tropen en over hoe je jezelf inzetbaar houdt. Daarnaast kregen we speciale hitte-uitrusting. Ook kregen we maar liefst twaalf vaccinaties in één keer. We hadden als defensie nauwelijks ervaring met optreden in een Afrikaans land, daarom ging alles in een overdrive qua veiligheid."

Begin augustus vertrokken Krekelberg en zijn team naar Goma. Ze troffen een humanitaire ramp aan. Bijna een miljoen vluchtelingen hebben zich verzameld rondom het Kivumeer. Er was een tekort aan schoon drinkwater, voedsel en tenten en er stierven dagelijks duizenden mensen. "De lijkenlucht kwam ons meteen tegemoet. Je zag de lijken langs de kant van de weg liggen. Dan is meteen duidelijk waar je terecht bent gekomen. Alles wat daar gebeurde overstijgt je voorstellingsvermogen", vertelde Krekelberg zichtbaar aangedaan. Met zijn hoofd was hij terug in het moment. Hij zag de beelden én mensen weer voor zich.

WhatsApp Image 2024-11-07 at 12.25.59

Een van de vluchtelingenkampen in Rwanda. (Bron: Rob Krekelberg, 1994)

Alle rechten voorbehouden

Acute noodhulp

Rob Krekelberg en zijn team werkten in twee vluchtelingenkampen: Kamp Katale en Kamp Magunga en in een Israëlisch hospitaal. Zo’n vijftien Nederlandse militairen hadden een eigen afdeling bij het Israelisch hospitaal. Daar kwamen de patiënten waar de NGO organisaties geen raad mee wisten. Bijvoorbeeld geboortes,of zwaargewonden slachtoffers die waren toegetakeld met kapmessen. “Die kon je niet midden in de kampen behandelen, zij moesten naar dit speciale hospitaal.’’

De missie was een samenwerking met Cordaid en Artsen zonder Grenzen. Krekelberg was als officier geneeskundige dienst verantwoordelijk voor het indelen van het geneeskundig personeel. "We boden acute noodhulp. Denk aan sanitaire voorzieningen, voedselprogramma’s en medische hulp."

De druk op Krekelberg en de andere militairen was hoog. De kampen waren overvol met mensen die dringend hulp nodig hadden. Er was niet genoeg capaciteit om iedereen optimaal te kunnen helpen. De militairen werden gedwongen om beleid toe te gaan passen: "Mensen die bij ons aankwamen en tekenen van uitdroging vertoonden, kregen hooguit twee infuuszakken. Als ze daarna niet opknapten, konden we ze niet langer helpen, en stonden ze er alleen voor." De morele last van dit beleid woog Krekelberg zwaar. “Je voelt dat je niet meer bezig bent met hulpverlening. Maar we konden niet anders.’’ Het wegsturen van mensen verscheurde Krekelberg mentaal.

WhatsApp Image 2024-11-07 at 12.27.44

Hulpverleners en vluchtelingen in een medische tent. Aan een lijn hangen infuuszakken. (Bron: Rob Krekelberg)

Alle rechten voorbehouden

Machteloosheid

Met man en macht deden de militairen hun best om de vluchtelingen te helpen. Ondanks hun inspanningen was de situatie vaak uitzichtloos. De sterftecijfers bleven schrikbarend hoog. Krekelberg herinnerde zich de dagelijkse berichten van de centrale organisatie die de cijfers monitorde: 'vandaag zijn er 4500 mensen overleden'. Als dat minder was dan de dag ervoor, beschouwde men dat al als 'goed nieuws'. Het gevoel van machteloosheid groeide bij Krekelberg: "Je vecht elke dag om de situatie draaglijk te maken, maar hebt het gevoel dat je nauwelijks verschil maakt. Ik vroeg mij echt af ‘waarom zijn we hier eigenlijk?"

Het gevoel van machteloosheid zorgde ervoor dat Krekelberg last kreeg van moral injury, oftewel moreel leed. Dit zijn psychosociale klachten die mensen kunnen ontwikkelen wanneer belangrijke morele verwachtingen en overtuigingen worden geschonden. Militairen maken vaak ervaringen mee die moreel belastend voor zichzelf kunnen zijn. "Zo’n missie gaat onder je huid zitten. Veel van mijn collega's hadden hier last van. Ook al heb je erover gepraat en therapie gehad, je blijft rondlopen met een gevoel van schaamte en schuld."

De situatie in de vluchtelingenkampen was zo heftig dat de militairen nauwelijks tijd hadden om de gebeurtenissen te verwerken. Het was belangrijk dat de militairen zichzelf inzetbaar hielden. "Je moet zorgen dat het je niet aangrijpt, zodat je kunt blijven functioneren. We hadden van een psycholoog geleerd om de gebeurtenissen die je ziet als een foto in je op te nemen. Zo behoudt je afstand, een foto komt het minder hard binnen. Zo’n truc bood een tijdje houvast, maar uiteindelijk is het gewoon teveel. Je ziet mensen die voor je neus worden afgeslacht met grote kapmessen. Dan denk je echt: in wat voor wereld ben ik beland?"

WhatsApp Image 2024-11-07 at 12.26.17

Rwandese vluchtelingen. (Bron: Rob Krekelberg, 1994)

Alle rechten voorbehouden

Krekelberg en zijn team werkten op tijden van daglicht. Naast dat ze moesten werken in erbarmelijke omstandigheden maakten we veel mee. Het waren lange dagen. Deze intensiteit heeft hij nooit meer mee mogen maken. "Zes maanden Bosnië was twee dagen Rwanda."

Impact op het team

's Avonds in de tenten kwamen de verhalen los, de militairen spraken uren met elkaar over wat ze hadden meegemaakt. Ze sleepten elkaar door de uitzending heen. "Ik heb in die zes weken tijd twee minuten met het thuisfront mogen bellen. Dus je had elkaars steun hard nodig om mentaal overeind te blijven."

Na zes weken van acute noodhulp, was de situatie in de vluchtelingenkampen enigszins gestabiliseerd. De oorlog was nog bezig, maar de taak van Krekelberg en zijn team zat erop. "Ons werk werd overgenomen door NGO’s en lokale organisaties. Dat was ook de bedoeling, je wilt niet de plaats innemen van de lokale mensen, maar hen tijdelijk ondersteunen."

Terug in Nederland bleek pas echt hoe diep de ervaringen hun sporen hadden nagelaten. Zijn beste vriend haalde hem op en onderweg naar huis stopten ze bij een wegrestaurant. "Er stond daar een palmboom en mijn vriend moest mij ervan weerhouden dat ik er niet tegenaan zou plassen, zo van het padje was ik."

Ook werd Krekelberg direct ziek, iets dat vaker voorkomt bij militairen zodra ze rust krijgen. "Eenmaal opgeknapt, ging ik toch direct weer aan het werk, dat vond ik logisch." Het bleek lastig om terug te keren op werk. Hij kon zijn draai niet vinden en was onrustig en werd opstandig. Zo kreeg hij bij het voetballen aan de lopende band gele kaarten. Zelf had hij niet in de gaten hoe slecht het ging, maar zijn baas trok aan de bel. “Ik werd overgeplaatst naar de koninklijke militaire academie (KMA), maar ook daar liep ik vast. In die periode ontmoette ik mijn vrouw, zij zag dat er iets mis was." Ze leerden elkaar kennen bij defensie, en zij is ook militair. "Het is fijn dat mijn vrouw en ik elkaars werk begrijpen. We kunnen er goed met elkaar over praten."

Uiteindelijk ging Krekelberg in therapie om er weer bovenop te komen. Beetje bij beetje ging het beter met hem. "Ik ben blij dat ik mijn werk weer kon oppakken en dat ik andere kon voorbereiden voor missies en mijn geleerde lessen kon delen."

Een vergeten missie

De missie Provide Care is bij het publiek in de vergetelheid geraakt. "Het mist de waardering die bij een missie hoort", vertelde Krekelberg. Hij zou willen dat er meer erkenning was voor het werk dat hij en zijn collega’s hebben verricht. "Mensen denken oh het was een uitzending van slechts zes weken, wat een gelul dat zij een medaille hebben gekregen. Zonder te weten hoe heftig die weken waren. Mijn collega’s en ik zijn nog steeds aan het knokken om erkenning te krijgen voor die zes weken."

Afgelopen zomer organiseerde Krekelberg een reünie voor de militairen. "Hoewel de reünie in eerste instantie stroef verliep, opende iedereen uiteindelijk zijn hart. Sommige spraken op die dag voor het eerst met hun vrouw of kinderen over de gebeurtenissen in Rwanda." Naarmate de reünie vorderde kwam er een gevoel van trots onder de (oud-)militairen. De machteloosheid van toen heeft bij Krekelberg plaats gemaakt voor het gevoel dat ze hebben gedaan wat ze konden. "De omstandigheden waren allemaal klote, maar we hebben er wel iets van gemaakt. We hebben gedaan wat we konden. Daar mogen we trots op zijn."

Dit interview kwam tot stand dankzij een samenwerking tussen Stichting Bredase Veteranen, Fontys Journalistiek Tilburg, en Erfgoed Brabant.