Dolle Dinsdag: 4 september 1944
"Het leven in de oorlog ging bij ons min of meer zijn gangetje. In juni 1944 vierden onze ouders hun 25-jarig huwelijk. Begin september 1944 zagen we veel vliegtuigen overkomen. Dat hadden we op 10 mei 1940 ook gezien. Nu vlogen ze de andere kant op. De NSB-burgemeester van Heusden vertrok hals over kop. Een ordeloze groep Duitsers trok zich terug. 'We zullen snel bevrijd zijn', dachten we.
"Wij waren met zijn twaalven: vader Adriaan, moeder Lucie, onze Nico en wij met negen meiden. De oudste 24 jaar, de jongste dertien. Wij woonden op een boerderij 'in Den Hoek' in Herpt [op de Hoefstraat 4]. Nico sliep beneden, wij met zijn negenen op zolder. Toen er ’s nachts zware bommenwerpers overvlogen, kwam er van slapen niets terecht. Omdat vader en moeder het veiliger vonden om niet direct onder het rieten dak te liggen, haalden ze ons naar beneden. Aan de gang lag een kamer die overliep in een alkoof, waarin een grote bedstee was. Twee bedden konden erbij. We sliepen er alle negen, met zijn drieën in één bed."
Inkwartiering in het achterhuis
"De Duitse generale staf in Noord-Brabant besloot op 14 oktober 1944 om zich in Herpt te vestigen. Bij ons in de stal werden veertig soldaten ondergebracht. Ze sliepen in het strooi. Ze hadden zo goed als niks en droegen 'todden'. Er waren er bij die ouder dan vijftig waren. De schuur hadden ze ook nodig. Ze stalden er twintig paarden, de meeste waren gevorderd. Ze stonden met hun rug naar de straat. De vloer vóór hen was de dorsvloer. Daar hielden we kalveren en erboven was het hooischoor, waar het hooi lag. De paarden konden daar precies bij en hadden op die manier een ruif om te eten. Ze waren niet mak en mijn vader zag een keer dat een paard een soldaat een flinke trap gaf.
"Toen de Duitsers bij ons aankwamen, hadden ze de helft van een heel magere, geslachte koe bij zich, die ze op de leer [de ladder] hingen. Iedere dag werd er een stuk vlees vanaf gesneden. In het achterhuis hadden ze een gaarkeuken ingericht. Onder een ijzeren kuip op wielen legde een oud manneke een vuurtje aan en zo werd het eten gegaard. Het was niet veel soeps. Als het eten klaar was, spanden de soldaten twee paarden voor de kuip en reed één van hen ermee naar het front in Haarsteeg. Die soldaat had te veel op. Hij was niet de enige. Alle soldaten die naar het front moesten, kregen van tevoren warmgemaakte wijn of rum."
Spanningen op de boerderij
"Op een keer herkende Ariaon Verhoeven een paard als het zijne. Zijn neef Jan kwam, sneed het touw los waarmee het vast stond en nam het mee. Papa werd daarop heel boos, want je wist niet wat voor represailles er konden volgen. Gelukkig liep het met een sisser af. Ariaon Verhoeven verstopte zijn paard daarna in een hooimijt.
"Uit de buurt kwam Jaap Buijs nogal eens aanlopen. Dan ging hij naar de soldaten en zei tegen hen dat ze beter konden stoppen met oorlog voeren, want dat ze toch niet zouden winnen. Jaap bleef maar praten en praten. De gemoederen liepen soms hoog op. Ook daar was papa niet blij mee.
"Ons Ien ging een keer de kalveren in de stal drinken geven. Ze dacht dat alle soldaten naar het front waren. Maar nee, eentje lag er te slapen, werd wakker, stak zijn been uit en liet haar struikelen. Ook dat liep goed af."
Inkwartiering in het voorhuis
"Een Duitse officier had zijn intrek in de logeerkamer genomen. Zijn oppasser sliep in de ernaast liggende voorkamer op de grond. De revolver lag op tafel. De oppasser was altijd voor de officier beschikbaar. Elke morgen ging hij naar de pomp en haalde een kan water om te wassen en te scheren. Hij poetste de schoenen en droeg de tas, alles volgens protocol. De officier kwam ’s avonds laat steevast dronken thuis. Wij lagen dan op bed, maar sliepen nog niet. We hoorden hem langs onze kamer stommelen. Zijn oppasser zorgde dat hij in bed kwam. Dat was een rustige, oudere man.
"Vanaf het moment dat de officier bij ons in huis kwam, deed moeder ’s avonds altijd beide deuren van onze slaapkamer van buiten af op slot. Overdag waren we ook meestal daar. Urenlang hebben we er op de bedden zitten kaarten."
De Duitsers eisten nog meer ruimte op
"Tegenover de boerderij stond onze voormalige stroopfabriek, door ons altijd 'het fabriek' genoemd. De Duitsers vonden dat ze dit gebouw ook nodig hadden. Er arriveerde een legerwagen. Nadat die weg was, lag het fabriek vol met kistjes munitie.
"Al een tijdje wandelde een paar keer per week een oudere man in een regenjas langs onze boerderij. Wij woonden aan een doodlopende weg. Waar moest die man heen? We spraken hem een paar keer aan. Zonder iets terug te zeggen liep hij dan verder. Hij groette niemand. We zagen dat hij naar het laatste huis in de straat ging. Daar woonde de Mosselaar. Die was niet mis. Hij had een auto die hij verstopt had. Hij had ook een zender."
Herpt bevrijd
"Sinds de komst van de generale Duitse staf was er praktisch de hele dag luchtalarm. Op een dag vlogen veel verkenningsvliegtuigen laag over. De dag daarop kwamen de Duitsers met twee gevorderde auto’s. De munitie in het fabriek werd ingeladen en ze reden ermee weg. Zelf vertrokken ze daarna ook: de ene dag waren ze er nog, de volgende morgen bleken ze verdwenen. Een jute postzak met zo’n twintig brieven en kaarten van het thuisfront bleef bij ons achter.
"Het zou daarna nog bijna twee weken duren voordat we bevrijd werden. Vrijwel direct na het vertrek van de Duitsers verbleven wij ’s nachts voortaan in de kelder. Hutjemutje met ons twaalven plus twee vrouwen uit Heusden die bij ons aangeklopt hadden. De laatste twee oorlogsdagen waren een verschrikking. De Duitsers bliezen de protestante kerk van Herpt op. De katholieke kerk bleef door een vergissing overeind staan. In de directe omgeving brandden tien huizen en boerderijen af. Onze boerderij bleef gespaard. Op 6 november 1944 ’s morgens vroeg kwamen de geallieerden Herpt binnen."
Eerste evacuatie
"Vanaf dat moment was Herpt frontgebied. Kort na de bevrijding werd iedereen geëvacueerd. Onze Nico spande het paard voor de hoogkar. Vader, moeder, de boer van Jaope en zijn vrouw [Adriaan en Marie Buijs - de Wilt van Hoefstraat 10] konden op de kar zitten met alle koffers erbij. De kinderen van beide gezinnen te voet erachteraan. Waar kon je heen met zoveel man? Bij het Drongelens kanaal in de richting van Cromvoirt moesten we halthouden. De brug was kapot. Na wat heen en weer gepraat hielpen de Geallieerden ons over te steken. Uiteindelijk werden we in Helvoirt opgevangen. Met zijn allen sliepen we er op een boerderij in het hooi. Vandaaruit zou bekeken worden hoe we herverdeeld konden worden. Dat hoefde niet meer want we mochten weer naar huis."
Tweede evacuatie
"Op oudjaarsavond kwam opnieuw een bevel tot evacuatie. Alle vrouwen, kinderen en oudere mannen moesten vertrekken. Nico bleef alleen achter. Wij hadden weinig familie buiten het evacuatiegebied en raakten verspreid over Elshout, Helvoirt en Udenhout. Ik kon naar mijn werkgever, mijnheer Van Baardwijk van Levensmiddelengroothandel GeeBee in Vlijmen.
"De boerderij was een gezinsbedrijf maar nu moest Nico het in zijn eentje zien te rooien. Daarnaast kon hij op elk moment te maken krijgen met beschietingen. Bij de buren waren twee zoons van de boer van Jaope, Jaap en Ad Buijs, achtergebleven. Ze aten vaak bij ons. De jongens hadden nog nooit zelf voor een maaltijd gezorgd. Op het petroleumstel koken ging niet, want er was geen petroleum. Ze moesten het doen met de plattebuiskachel. Ze maakten dan zo goed en zo kwaad als het kon wat klaar. Vaak gebruikten ze meel en bakten pannenkoeken. Langzamerhand raakten ze bedreven in het pannenkoeken gooien. Bij de plattebuis werd het ondertussen een vette vuile boel."
Heel Nederland bevrijd
"Op 5 mei 1945 was de oorlog afgelopen. Sjaan en Ien, mijn twee oudste zussen, waren het eerste thuis. Zij lieten direct bericht uitgaan naar de rest van ons dat we een paar dagen langer weg moesten blijven. Ze hebben met zijn tweeën het huis schoongemaakt. Daarbij kwam zelfs een schop te pas. Op 10 mei, precies vijf jaar nadat de oorlog uitbrak, waren we weer met zijn twaalven thuis. Sjaan werd die dag 25. Met wat kroezen ranja hebben we het gevierd.
"De koeien gaven geen melk meer. Het paard leefde nog maar het veulen was dood. De boerderij had verschillende granaatinslagen gehad. Maar alles stond er nog. Zo gauw ’t kon gingen we op bedevaart naar Kevelaer. Met de bus. We logeerden er een nachtje en gingen de volgende dag terug. We zagen veel invalide mensen: mensen zonder handen, met een kunstbeen of verwondingen in hun gezicht."