Sodomie is een Bijbels begrip dat gebaseerd was op het noodlottige einde van de steden Sodom en Gomorra. Die steden werden door God met vuur vernietigd omdat de mannelijke inwoners ervan ‘tegennatuurlijke’ seks met elkaar hadden. Tijdens de middeleeuwen evolueerde sodomie tot een breed begrip dat gebruikt werd om een hele reeks seksuele handelingen die niet op voortplanting gericht waren, te benoemen. Daaronder viel dus masturbatie, bestialiteit, anaal geslachtsverkeer tussen man en vrouw, maar vooral homoseksualiteit. Al zou het nog eeuwen duren vooraleer die term bedacht werd. In de vijftiende eeuw was er geen equivalent van onze hedendaagse opvattingen rond geaardheid. Iedereen kon ervoor kiezen om ‘juiste’ of ‘foute’ seksuele handelingen te plegen. En die foute handelingen moesten dus streng bestraft worden.
De toorn Gods
Plekken waar men te laks optrad tegen sodomieten, riskeerden de toorn Gods op te wekken. De overtuiging leefde immers dat God opnieuw kon toeslaan met pest, hongersnood, aardbevingen, overstromingen en andere rampen om zich te wreken op sodomieten. Individuele handelingen konden dus collectieve gevolgen veroorzaken. Daarom vormden sodomieten dus vaak een geliefde zondebok om allerlei onlusten binnen de samenleving op af te wentelen. Vanaf de late middeleeuwen werden sodomieten dan ook steeds stelselmatiger vervolgd.
Dat lijkt in het gebied van het huidige Nederland niet zozeer het geval te zijn geweest. De huidige stand van het onderzoek wijst uit dat de vervolgingscijfers in steden als Utrecht, Haarlem en Amsterdam in eerste instantie verrassend laag waren. Ook in de vroegmoderne tijd waren sodomieprocessen zeldzaam. Tussen 1626 en 1699 werd in Jehan Ghijs’ thuisstad Breda bijvoorbeeld één geval vastgesteld. In de Republiek kwam het pas in 1730 tot een eerste grote vervolgingsgolf. In de Zuidelijke Nederlanden kwam de bestraffing van sodomie al een stuk vroeger op gang. Tussen 1400 en 1700 werden minstens 406 individuen beschuldigd van sodomie. Maar liefst 207 van hen belandden op de brandstapel. De grootste piek in het aantal processen vond plaats op het einde van de vijftiende eeuw. Jehan uit Breda vormde dus geen uitzondering.
Geografische verschillen
Binnen de Zuidelijke Nederlanden zijn er wel geografische verschillen vast te stellen. De stad Brugge was in haar eentje verantwoordelijk voor niet minder dan 113 executies. Dan lijkt de stad Ieper waar Jehan Ghijs resideerde op het eerste zicht een stukje veiliger. Tussen 1400 en 1700 vonden er ‘slechts’ negen processen plaats, waarbij dertien personen terechtstonden. Zeven van hen werden ter dood veroordeeld. Met een kleine tienduizend inwoners was Ieper in de vijftiende eeuw natuurlijk een pak kleiner dan het naburige Brugge. Indien we de vervolgingsgraad per duizend inwoners berekenen, eindigt Ieper vlak na Brugge en Brussel.
Het is niet makkelijk om een finaal antwoord te formuleren op de vraag waarom deze steden sodomie nu precies in de vijftiende eeuw zo streng vervolgden. Een belangrijke factor was het feit dat heel wat Vlaamse steden op economisch vlak door zwaar weer gingen op het einde van de vijftiende eeuw. Heel wat politieke revoltes versterkten deze neergang. In dergelijk klimaat gaan mensen sneller op zoek naar zondebokken om de frustraties over het economische verval te bezweren. Een aantal vooroordelen speelden hierbij ongetwijfeld een rol. Mensen in de marge waren immers een stuk kwetsbaarder voor beschuldigingen van ‘tegennatuurlijk’ seksueel gedrag.
Mensen in de marge
Het aantal ‘vreemdelingen’ binnen de groep veroordeelden mag niet onderschat worden. In Ieper waren vier van de dertien, of dertig procent, beschuldigde sodomieten migranten. In de gehele Zuidelijke Nederlanden was dat ruwweg één op de vier. Laatmiddeleeuwse samenlevingen definieerden ‘vreemdelingen’ weliswaar bijzonder ruim: migranten uit een ander land, maar ook nieuwkomers uit een ander graafschap of hertogdom binnen de Lage landen vielen onder die noemer.
Wat migranten extra kwetsbaar maakte voor sodomiebeschuldigingen was het fenomeen dat sodomie vaak voorgesteld werd als iets vreemds van buitenaf, een zonde die van nature niet binnen de eigen gemeenschap voorkwam. Italianen werden in laatmiddeleeuws Europa in het bijzonder geviseerd. De Fransen hadden het over ‘le vice Italien’, terwijl Duitsers ‘ein Florenzer’ als scheldwoord voor sodomiet gebruikten. Maar dus ook dichter bij huis konden migranten achterdochtig bekeken worden. Heel wat nieuwkomers konden immers niet rekenen op een uitgebreid sociaal netwerk en vielen hierdoor sneller ten prooi aan achterdocht en roddels, waardoor hun misdrijven sneller verklikt werden aan de autoriteiten. Dat was zeker het geval in tijden van economische neergang, wanneer er geen plaats was voor veronderstelde ‘gelukszoekers’ binnen de stadsmuren.
Of Jehan Ghijs uit Breda ook als zo’n gelukszoeker beschouwd werd is niet duidelijk. Jehan werd immers samen met de lokale Ieperling Karel de Man Gilliszoon verbrand. Ook Karel had sodomie gepleegd. Dat lijkt erop te wijzen dat beide heren samen seks met elkaar hadden en daarvoor samen bestraft werden. Dat zou impliceren dat de migrant Jehan toch een soort vriendenkring of netwerk uitgebouwd had in zijn nieuwe stad, of op zijn minst op de hoogte was van de plekjes waar seks te scoren viel. Ook in andere processen zien we dat migranten niet enkel op elkaar aangewezen waren, maar vaak lokale inwoners vonden met dezelfde verlangens.
Beperkte bronnen
Helaas is de bron waarin Jehan Ghijs opduikt bijzonder summier. Zijn executie duikt namelijk op in een baljuwrekening gericht aan de vorstelijke rekenkamer. Baljuws waren vorstelijke vertegenwoordigers op lokaal niveau die jaarlijks een overzicht van de inkomsten en uitgaven rond ordehandhaving moesten indienen. Voor veel steden is het de belangrijkste of zelfs enige bron van informatie over criminaliteit in de middeleeuwen. Maar die rekeningen zijn dus vooral financiële bronnen waarbij het belangrijkste doel was om na te gaan of de boekhouding op het einde van het jaar wel klopt.
We komen dus helaas niet te weten of Jehan Ghijs uit Breda en Karel de Man uit Ieper een langdurige verhouding hadden, dan wel of het om een one-night stand ging. Of ze op heterdaad betrapt werden of verklikt door buurtbewoners. Wat voor seksuele handelingen er precies gebeurd zijn enzovoort. De veroordeling van de Brabantse migrant Jehan Ghijs lijkt dus meer vragen dan antwoorden op te roepen. Toch kan zijn executie als kleine casus ons inzicht bieden in vervolgingsdynamieken uit het verleden. Wankele economische situaties doen de ‘tolerantie’ tegenover ‘deviant’ seksueel gedrag dalen. Migranten zoals Jehan bleken daarvan vaak het slachtoffer te worden.
Bronnen