De bekering van Constance van der Brugghen

Het andere verhaal

Kasteel Croy

Kasteel Croy in 2016. (Foto: Michielverbeek)

Wanneer men op zoek gaat naar freule Constance van der Brugghen, van het kasteel Croy te Stiphout, stuit men op het verhaal hoe zij in haar laatste levensjaren overging van het protestantisme naar het katholicisme en hoe zij in haar goedheid per testament bijna haar hele landgoed onderbracht in de stichting Geloof, Hoop en Liefde teneinde er een verzorgingstehuis van te maken voor bejaarden en behoeftigen.

Veel van de informatie over dit verhaal is gebaseerd op een stuk uit 1934 van Pieter Cornelissen in het katholieke tijdschrift Schoon Roomsch Brabant. De beschreven bekering zal ook daadwerkelijk hebben plaatsgehad, maar ik stel vraagtekens bij de motieven en werkwijze waarop men haar heeft overgehaald om tot het katholicisme over te gaan. Juridisch gezien juist, maar moreel gezien niet in de haak, naar mijn mening.

 

De familie van der Brugghen op Kasteel Croy

Freule Joanna Carolina Constantia Wilhelmina van der Brugghen (1795-1873), kortweg Constance genoemd, werd geboren als enige dochter van Johan Karel Gideon van der Brugghen (1753-1828) en Margaretha Gertruda Falck (1761-1843), op 7 augustus 1795.

Brabant was in die tijd hoofdzakelijk katholiek. De familie van der Brugghen was protestants. Het zal niet prettig aangevoeld hebben om als protestantse minderheid te leven tussen een katholieke meerderheid. Men leest in Schoon Roomsch Brabant dat de familie van der Brugghen niet streng in de protestantse leer was een zeer welwillend stond tegenover katholieken en hun katholiek personeel. Hun hele omgeving was katholiek.

Het is nog maar de vraag of de bevolking ook zo welwillend tegenover de familie van der Brugghen stond. In 1815 waren er in Stiphout 401 katholieken en 5 protestanten: de familie van der Brugghen. Stephanus Hanewinkel (1766-1856) werd in 1790 predikant bij de protestantse gemeente in Aarle-Rixtel en Lieshout. Hij vertrok in 1798 naar Oost-Graftdijk, als gevolg van de vijandige stemming van de katholieken en de plunderingen door de Franse troepen. Hij vermeldt zelf: "Te Aarle hebben de roomschen meer dan eens de kerk der gereformeerden gesloten. Zij besmeerden de deur met menschendrek; zij hebben zelfs in het midden der kerk hun gevoeg gedaan en smeten met stenen door de glazen onder het verrichten van de godsdienst." Het illustreert dat het geen pais en vree was tussen protestanten en katholieken.

Constance was toen inmiddels een tiener. Zij kreeg thuis onderwijs van haar moeder en haar broers, sprak meerdere talen en las veel. Ook heeft ze enige tijd in Utrecht muziek gestudeerd. Ze kon goed tekenen. Ze had een rustig, comfortabel leven. Onder de Franse tijd was haar vader kwartier drost van de streken rondom Eindhoven. In 1815 werd hij verheven in de Nederlandse adel. Hij breidde het landgoed steeds verder uit. Hij kocht het goed Binderen in 1792 en het Strijps Heike in 1779. In 1798 verloor hij deze landgoederen weer door wetgeving. Rond 1800 haalde Johan Karel Gideon het wolmerinoschaap naar het landgoed om via een fokprogramma de wolkwaliteit van het Brabantse schaap te verbeteren. Hij had hiermee veel succes, totdat door de opmars van synthetische stoffen eind 19e eeuw veel textielindustrie verdween uit de regio. In 1814 kreeg Johan Karel Gideon zitting in de Vergadering van Notabelen. Hij was een gerespecteerd man.

In 1820 komt aan het rustige leven van freule Constance een einde wanneer haar broer Louis Charles Auguste (1797-1820) overlijdt aan de gevolgen van een duel. Na het overlijden van haar vader en andere broers bleef Constance in 1864 als enige erfgenaam op het kasteel achter en nam zij het beheer van het landgoed over. Er was toen nog maar weinig familie over.

Zowel haar broer George (1784-1864) als haar broer Louis (1797-1820) stierven kinderloos. Haar broer Johan (1783-1826) was op 17 februari 1805 te Utrecht getrouwd met Arnoldina Berendina Wilhelmina van Westreenen (1787-1837). Zij kregen drie kinderen: Caroline Charlotte Wilhelmina (1806-1844), Cornelia Eugenie Augustine (1809-1872) en Karel Theodore (1812-1878). Cornelia woonde ook op het kasteel Croy, waar zij op 63-jarige leeftijd op 14 december 1872 overleed. Ook Cornelia had geen kinderen en was niet getrouwd. Dit betekent dat toen Constance haar laatste testament opmaakte in 1873 van haar directe naaste familie Karel Theodore nog in leven was. Karel Theodore had één zoon; Constantijn George Gideon Karel (1843-1899). 

Behalve de familie woonden er ook medewerkers op het landgoed. De belangrijkste hiervan was Gradus Nikkelen. Gradus was beheerder op het kasteel Croy en katholiek. Hij had zich door ijver en gezond inzicht opgewerkt van brouwersknecht tot de baas over het werkvolk van het kasteel en gold als de “vertrouweling” van freule Constance. De brouwer wordt beschreven als een ruwe man, die geen blad voor de mond nam en vrijelijk zijn mening durfde te geven als dat pas gaf. 

 

Het opmaken van het testament

Sinds 1864 bestierde Constance het landgoed Croy. Ze was nauw betrokken bij de dagelijkse gang van zaken en zal beslissingen hebben moeten maken over alle zaken die op een landgoed aan de orde kwamen. Ze zal beslist goed onderlegd zijn en geen doetje zijn geweest. Men moet over bepaalde stevige kwaliteiten beschikken om een landgoed te kunnen leiden. In 1872 laat Constance een testament opmaken, waarin haar familie wordt onterfd en haar nicht Cornelia het vruchtgebruik van het landgoed krijgt. Na het overlijden van Cornelia wil Constance het landgoed laten overgaan in een katholieke stichting ”van het goed te maken voor den armen”. Helaas sterft Cornelia later in 1872, waardoor Constance een nieuw testament moet laten opmaken.

En dit is het keerpunt in het verhaal. In Schoon Roomsch Brabant wordt gezegd dat Constance gebrouilleerd zou zijn met haar familie en het merendeel daarvan zou onterven. Haar ouders en broers waren al overleden. Van de kinderen van haar broer Johan Gideon Willem waren alleen Cornelia en Karel Theodore nog in leven. Cornelia overlijdt in 1872, maar Karel Theodore had nog een zoon: Constantijn George Gideon Karel (1843-1899). Deze zou normaliter de erfgenaam zijn van het landgoed, wanneer Constance niet anders zou beschikken in haar testament. 

Ik heb mijn twijfels of ze wel gebrouilleerd zou zijn met haar hele familie. Volgens Pieter Cornelissen werd er dagelijks met familie geschreven. Dit waren dan wel erg veel brieven wanneer Karel Theodore nog de enige overlevende van de directe familie was.

Waarom liet zij haar hele bezit op enkele legaten na overgaan in een katholieke stichting? Waarom ging zij in het laatste jaar van haar leven over tot het katholicisme? Constance is haar hele leven protestants gebleven. Pas in 1871 gaat zij over tot het katholicisme. Temidden van een katholieke samenleving heeft zij nooit de behoefte gehad om over te gaan tot het katholicisme.

 

De overgang tot het katholicisme

Constance werd ziek op haar verjaardag in 1870. Cornelissen schrijft dat men de freule krankzinnig heeft willen verklaren en haar onder curatele heeft willen stellen, vooral op aandringen en met behulp van een protestantse dame uit Helmond. Hij schrijft ook dat de freule leed aan "geesteskwellingen". Het wordt niet met name genoemd, de term dementie was toen waarschijnlijk nog niet bekend, maar het zijn aanwijzingen dat de freule niet helemaal bij haar volle verstandelijke vermogens was.

In dit licht is het interessant dat haar vertrouweling Gradus Nikkelen haar onder druk zette om katholiek te worden. Hij sprak de freule aan op haar protestants zijn. Ze gaf hem stevig van repliek. Ze wist de kwestie altijd weer op een punt te brengen, waar de grove kerel geen raad mee wist. Ze bleef na de eerste schermutselingen uit de buurt van de brouwer en sprak alleen over zakelijke dingen. Men leest in in Schoon Roomsch Brabant dat hij haar later bang maakte dat ze niet in de hemel zou komen als ze niet katholiek werd. In haar verzwakte toestand vanwege haar ziekte en dementie was Constance daar gevoelig voor. 

Toen “het ruwe werk” was gedaan, namelijk de freule voorbewerken en aan het twijfelen brengen, zelfs bang maken, nam haar vriend jonkheer Joannes Franciscus van der Schueren (1798-1880) het over en oefende nog meer druk op haar uit. De jonkheer was een oude legervriend van haar broer George en Constance had hem leren kennen toen hij verbleef op het kasteel. Ze onderhield een drukke correspondentie met hem. Beide mannen waren al lang in haar leven aanwezig. Waarom nu opeens die bezorgdheid om haar zieleheil? Ze zullen ongetwijfeld op de hoogte zijn geweest van de plannen van Constance om het kasteel na te laten aan haar nicht Cornelie.

In Schoon Roomsch Brabant doet Pieter Cornelissen verder gewag van een visioen dat freule Constance gehad zou hebben op haar ziekbed. Dit visioen zou zij hebben gehad in september van het jaar 1870 en is opgetekend door de zeereerwaarde heer Gerlacus van den Elsen (1853-1925). In het visioen zag zij een hemelschoon licht dat zij niet kon bereiken, waarbij ze een stem hoorde die zei: "Terug! Gij moogt zoover niet komen. Voor u is er geen zaligheid. Gij hebt niets goed gedaan." Pieter Cornelissen voegt er aan toe: "De freule mag wellicht gedroomd hebben. Het is dan toch minstens een zeer eigenaardige droom geweest. Door haar ziekte kan het ook een hallucinatie of zinsbegoocheling geweest zijn." 

In 1871 bekeerde zij zich uiteindelijk tot het katholieke geloof. Maar wie had er baat bij haar bekering? 

 

De nieuwe armenwet

In 1854 kwam onder het bewind van de regering Van Hall een nieuwe armenwet tot stand. Voortaan moesten de gemeenten zelf zorgen voor hun armen en behoeftigen. Dit viel de gemeenten nogal rauw op hun dak, veel gemeenten in Brabant waren arm. Zo ook de gemeente Stiphout/Aarle-Rixtel. De gemeenten, dat wil zeggen het armenbestuur, moest zelf betalen voor armen die geboren waren in de gemeente, maar ergens anders woonden. Grote steden, waar veel armen vaak naartoe vluchtten voor werk hoefden niet in te staan voor ondersteuning. In de praktijk werkte de wet niet. Daarom werd in 1870 de wet aangepast. De kerk in de plaats waar de aanvrager woonde diende voor de zorg op te draaien. Dit had tot gevolg dat de lokale kerken de zorg financieel niet aankonden. 

Constance had het plan opgevat om na de dood van haarzelf en van Cornelie iets met het landgoed te doen. De vraag is echter of dit door haarzelf is bedacht, of dat het onder druk van buitenaf is ontstaan. Als Cornelie sterft wordt in het nieuwe testament het Armbestuur van Stiphout tot universeel erfgenaam benoemd. Zij worden opgedragen het kasteel in te richten als bejaardentehuis, genaamd Geloof Hoop en Liefde. De revenuen van de goederen moeten gebruikt worden voor de exploitatie van het bejaardentehuis. De rijke gronden zijn een grote verlichting op de geldnood van de kerk en het Armbestuur. 

Een belangrijke legaat in het testament is dat aan brouwer Gradus Nikkelen, de man die een rol heeft gespeeld in de overgang van Constance naar de rooms-katholieke kerk. Hij krijgt de brouwerij, met inboedel en gronden. Bovendien luidt een bepaling in het testament dat, als het Armbestuur niet aan de voorwaarden in het testament kan voldoen, de hele nalatenschap aan Gradus Nikkelen komt. Ook Gradus voer dus wel bij de bekering van Constance en het nieuwe testament. 

Cornelissen schrijft dat alleen de burgemeester, de brouwer en de pastoor wisten dat de freule bekeerd was. Zelfs het personeel was niet op de hoogte. Het werd erg geheim gehouden voor de buitenwereld. Er is nog een dubieus geval rondom pater van den Elsen, namelijk het verstoren van het archief van het Burgerlijk Armbestuur van Helmond. Hij schreef in 1896 een bekeringsgeschiedenis van Constance en heeft hierbij het archief geïnventariseerd. Hij heeft bovendien het archief grondig door elkaar gegooid, waardoor het niet mogelijk is een oude orde te ontdekken. Ook geeft hij zelf aan het archief te hebben “geschift”. Of hij onder dit schiften ook heeft verstaan het vernietigen van voor zijn doel niet relevante stukken is niet meer na te gaan. 

Dominee Begemann (1804-1876) van de protestantse gemeente in Nuenen had al door wat er gebeurde rond het landgoed Croy. Hij waarschuwde de familie nog, maar het was te laat. Het testament was opgemaakt en bekrachtigd. 

 

Geloof, Hoop en Liefde 

Na de dood van freule Constance op 19 maart 1873 komt kasteel Croy en haar overige bezit in handen van de stichting Geloof, Hoop en Liefde. Het kasteel wordt een bejaardentehuis. De opbrengsten van het landgoed worden aangewend voor instandhouding en beheer hiervan en nadat aan deze primaire behoeften is voldaan, is er ruimte voor bijdragen aan de armen en behoeftigen van Aarle-Rixtel en Stiphout. Het is opmerkelijk dat de stichting is ontstaan in opdracht en bij testament van freule Constance. In haar testament benoemt zij de burgemeester van Stiphout, Francis van der Putten (1818-1883) en de Rooms-Katholieke pastoor van Stiphout, pastoor Kuijpers (1797-1873), tot collatoren en provisoren van het landgoed. Zij moeten elk jaar in januari rekenschap afleggen aan het armbestuur van Stiphout en Aarle-Rixtel. De stichting Geloof, Hoop en Liefde wordt bij raadsbesluit in het leven geroepen. De bisschop van ’s-Hertogenbosch keurt de oprichting goed. Op 12 november 1873 wordt het kasteel Croy in gebruik genomen als bejaarden- en verpleegtehuis.

 

Conclusie

Ik zet geen twijfels bij het feit dat freule Constance tot het katholicisme is overgegaan. Wel heb ik vraagtekens bij de manier waarop dat gegaan is. Constance was een sterke vrouw die zelfstandig een groot landgoed beheerde. Tot aan haar 75e levensjaar is zij protestants gebleven. In 1870 verandert de wet op het armbestuur en komt de kerk daardoor in geldnood. Pas in 1870 en de jaren daarna gaat bovenstaand verhaal spelen. Pater van den Elsen doet zijn best het een en ander te verbloemen. Dan wekt dat bij mij argwaan. Vandaar dat ik wat dieper in het verhaal ben gedoken. Het tijdschrift Schoon Roomsch Brabant uit 1934 is geen wetenschappelijk onderbouwd document. Het is een opgeklopt verhaal, sterk naar de mond van de katholieken geschreven met naar mijn mening de bedoeling om de katholieke buitenwereld te “misleiden”. Het heeft een kern van waarheid, maar wordt mooier gemaakt dan het in werkelijkheid is. De werkelijkheid is de juiste vrouw, met het juiste bezit op de juiste tijd. Een kerk in geldnood en een bejaarde, zeer zieke freule met en een groot landgoed zonder noemenswaardige erfgenamen. 

 

Bronvermelding

Cornelissen, P., Schoon Roomsch Brabant, ’s-Hertogenbosch, 1934.

Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, Toegang 12087, Familie van der Brugghen, 1522-1898.

Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, Toegang 12139, Stichting Geloof, Hoop en Liefde, Helmond (1873) 1964-1978.

Noord-Hollands Archief, Toegang 1024, Voormalige Armbesturen en het Plaatselijk Crisiscomité te Haarlemmerliede en Spaarnwoude, inleiding.

Het rijke Roomsche leven. (stand op 9-05-2022)

Van der Vlis, I., Brugghen van Croy, Johanna Carolina Constantia Wilhelmina van der (1795-1873). (Stand op 09-05-2022)

Van Overbruggen, P., "Waarom een protestantse freule ruzie kreeg met een Nuenense dominee", in: De Drijhornickels, cultuurhistorisch tijdschrift Nuenen, (jrg. 23, nr. 3, december 2014).