Twee vrouwen van lichte zeden en hun leven in achttiende-eeuws 's-Hertogenbosch

De markt van 's-Hertogenbosch in het midden van de achttiende eeuw. (Bron: maker onbekend, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

De markt van 's-Hertogenbosch in het midden van de achttiende eeuw. (Bron: maker onbekend, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Nadat ’s-Hertogenbosch zich in 1629 na een zware belegering overgaf aan de Staatse troepen, onder opperbevel van Prins Frederik Hendrik, werden er meteen veel militairen in de stad ingekwartierd. Tot in de twintigste eeuw bleef het een belangrijke garnizoensstad. In de Staatse tijd (1629-1795) kon de troepenmacht op een bevolking van circa 13.000 mensen variëren van 3.000 tot 10.000 militairen. De militairen werden bij de stadsbewoners in huis ingekwartierd en gehuisvest in enkele barakken. Vanaf 1744 boden vier grote kazernes hun onderdak. De capaciteit hiervan was echter niet voldoende, zodat inkwartiering bij de burgers in huis bleef bestaan.

De militairen waren meestal geen Nederlandse mannen. Ze kwamen van heinde en verre. Onder hen bevonden zich veel Zwitsers, Duitsers en Schotten. De gewone soldaten kwamen veelal uit armoedige streken en waren al tevreden met een uiterst karig contract. Ze waren meestal ongehuwd en dikwijls avontuurlijk ingesteld. In de garnizoenssteden wilden ze de bloemetjes wel buiten zetten. Ze behielden hun eigen gewoonten. Bordeelbezoek voor de wat hogere (en dus rijkere) militairen en het oppikken van tippelaarsters voor Jan Soldaat hoorden daarbij.

 

Waar militairen waren, was prostitutie

Bordelen en vrouwen van ‘lichte zeden’ waren er genoeg in ’s-Hertogenbosch. Voor armoedige vrouwen die zich met prostitutie wilden inlaten had de stad met zijn grote schare militairen een sterk aanzuigende werking. Net als de soldaten, kwamen deze vrouwen vrijwel allemaal uit andere contreien. Soms waren ze op doortocht naar het relatief rijke Holland om daar werk te zoeken en bleven ze in ’s-Hertogenbosch hangen. In de ogen van iemand uit de achttiende eeuw hadden vrouwen die zich prostitueerden hun eer verloren. Als eerloze was het gemakkelijker te leven in een vreemde stad dan in een plaats waar vrijwel iedereen je afkomst kende. Bovendien waren er in steden meer mogelijkheden om een netwerk op te bouwen in de onderwereld, om zo aanvullende inkomsten te verkrijgen en een onderduikadres te vinden.

Olieschilderij scene in een taverne (Bron: Aleksander Orłowski, 1794, Nationaal museum Warschau)

Olieschilderij scene in een taverne (Bron: Aleksander Orłowski, 1794, Nationaal museum Warschau)

Prostitutie, zelfs iedere vorm van seks buiten het huwelijk, was strafbaar. In de praktijk werden alleen de vrouwen bestraft. De mannen werden beschouwd als ‘onnozele kinderen’ die verleid waren. Gearresteerde vrouwen werden in ’s-Hertogenbosch standaard de stad uitgezet. Ze trokken dan naar andere vestingsteden zoals, Grave, Nijmegen of Breda. Ook waagden ze het er geregeld op om terug te keren naar ’s-Hertogenbosch. Ongeveer een derde van de gearresteerde vrouwen was recidiviste. Tot hen behoorde ook Anna Herpst.

 

Met een lotgenoot optrekken

Als prostituee liep de uit Düsseldorf afkomstige Anna Herpst eerst het regiment van de Prins van Beveren achterna. Van een soldaat uit dat regiment raakte ze begin 1753 zwanger. Een jaar later vond ze in Arnhem aansluiting bij de soldaten van luitenant-generaal Sturler uit het Zwitserse regiment. Het gerecht van Arnhem verbande haar maar liefst twee maal. Ze bleef niettemin hardnekkig terugkeren naar de Zwitserse soldaten. Toen het regiment onder leiding van Sturler naar Nijmegen vertrok, stak ze ook de Waal over. In het bordeel Tappenburg in Nijmegen trof ze bekende soldaten en leerde ze Anna Mijerick, die afkomstig was uit Zürich, kennen. De beide Anna’s trokken een tijdje samen op. Het was heel gebruikelijk voor vrouwen die in de prostitutie werkten dat ze een "compane" hadden.

Anna Mijerick was zes jaar ouder dan Anna Herpst en had een langere loopbaan als prostituee achter de rug dan haar collega. Waarschijnlijk had Mijerick haar hele leven al in de wereld van de militairen verkeerd. Haar vader was onderkorporaal en dus net iets hoger in rang dan een gewoon soldaat. Ze trok in diverse plaatsen op met soldaten, onder meer in Utrecht, waar ze een kind kreeg. Beide Anna’s volgden samen het regiment van Sturler naar de ‘s-Hertogenbosch, waar ze weldra in aanraking kwamen met justitie.

De uiterst smalle zijsteegjes van de Vughterstraat waren destijds plekken van armoede en prostitutie. Hier het steegje Achter den Engel. (Foto: Alfons van Stiphout, datum onbekend).

De uiterst smalle zijsteegjes van de Vughterstraat waren destijds plekken van armoede en prostitutie. Hier het steegje Achter den Engel. (Foto: Alfons van Stiphout, datum onbekend).

Alle rechten voorbehouden

Al vanaf 1747 waren er compagnies infanterie van het Zwitserse regiment Sturler in ’s-Hertogenbosch gelegerd. Het gros van de troepen lag in de nieuwe kazernes. Als er nieuwe regimenten binnenkwamen moesten de manschappen deels bij de bevolking in huis worden ingekwartierd. Tot halverwege de jaren zestig van de achttiende eeuw bleven de compagnies van Sturler het bonte gezelschap van militairen in de stad kleuren. De vrouwen Mijerick en Herpst waren in die jaren al lang niet meer in de stad te bekennen.

 

Hut op de heide

Begin juli 1754 werd Anna Herpst voor de eerste keer in ’s-Hertogenbosch opgepakt wegens het plegen van prostitutie. Op 13 juli 1754 werd ze door gerechtsdienaren de stad uitgeleid. De eerste nacht na haar uitzetting bracht Herpst door in een hooiberg in Vught. Ze voelde zich slecht en had koorts. Mogelijk had ze syfilis. Via de Sint-Janspoort glipte ze nog even de stad binnen. Ze had contact met enkele Zwitserse soldaten. Waarschijnlijk wilde ze hen vertellen dat ze naar de zogenoemde Hut op de heide tussen Vught en Helvoirt ging; daar kon ze haar praktijk voortzetten. De eerste dag daar ontving ze drie Zwitserse sergeanten met een korporaal. De volgende dag kwamen vier gewone Zwitserse soldaten. Bij het verhoor een dag later – op 16 juli werd ze alweer gearresteerd – zou ze vertellen dat ze alleen met twee soldaten "vleselijk geconverseerd" had. De anderen waren te dronken geweest om iets uit te richten.

De Bossche hoogschout liet, als heer van Vught en Cromvoirt, de opsporing van criminele zaken in zijn onderhorige gebied gewoonlijk over aan zijn vorster. Meteen na de komst van Herpst waren er signalen gekomen dat het niet pluis was in de Hut. Drie gerechtsdienaren van ’s-Hertogenbosch werden er door de hoogschout op uitgestuurd om vrouwen op te pakken. Vrijwel meteen na haar arrestatie vertelde Herpst aan de dienders dat Mijerick haar een tijdje vergezeld had en dat deze vrouw nu mannen ontving in haar optrekje aan de Vughterdijk in de stad. Blijkbaar was de vriendschap tussen de vrouwen toch niet zo hecht. Nadat de dienders Herpst hadden afgeleverd bij de gevangenpoort gingen ze naar de Vughterdijk. Het was inmiddels ochtend toen ze aankwamen bij het huisje van Mijerick.

Op die vroege morgen van 17 juli 1754 klopten de drie dienders keurig op de deur van dat huisje. Anna Mijerick had op het einde van de Vughterdijk, dicht bij de Wal, een huisje van amper meer dan een kamer gehuurd voor vijf stuivers in de week. Ze deed zelf open. In het vertrek troffen de dienders een bed aan waarop twee Zwitserse soldaten lagen. Voor het bed stonden Mijerick’s schoenen en een nagenoeg volle fles jenever. Mijerick belandde in de gevangenis en van de soldaten wordt niets meer gehoord. Bij het verhoor zou ze nog verklaren dat de gasten stomdronken bij haar waren afgeleverd door een grenadier van de wacht van de Vughterpoort en dat ze geen seks met hen had gehad, omdat ze daartoe niet meer in staat waren geweest. Ze gaf wel vrijwel meteen toe dat ze in de stad door andere Zwitsers ‘gebruikt’ was en dat ze “bij continuatie” zichzelf had geprostitueerd.

 

Dweilen met de kraan open

De hoogschout werd moedeloos van de vrouwen die de zedelijke normen ernstig overtraden. In zijn laatste aanklacht tegen Anna Herpst vond hij dat haar praktijken hadden geleid tot openbare bespotting van het recht. Herpst had volgens hem "eene toegeschroeijde concientie", een dichtgeschroeid geweten. Hij gaf de hoop op dat ze haar leven zou beteren. Op 22 juli 1754 velden de schepenen van ’s-Hertogenbosch vonnis tegen beide Anna’s. Herpst diende vastgezet te worden in de houten schandhuik. Vervolgens moest ze zittende in de huik op een vuilniskar als een stuk vuil rondgereden worden om het huizenblok op de Markt. Daarna zou ze door de gerechtsdienaren de stad uitgeleid worden. Het gebied van de meierij diende ze binnen twintig uur verlaten te hebben. Ze mocht ook nooit meer terugkeren.

De plaatsing in een houten huik was in ’s-Hertogenbosch een typische straf voor prostituees. Slechts enkele andere steden hebben enige tijd een soortgelijke straf gekend. De buitenkant, feitelijk de achterkant van de houten cape, is rijk versierd met houtsnijwerk. Als symbolen van de stad zijn er drie zogenoemde bosbomen afgebeeld. Daartussen en -boven worden het kwaad, de oneer en de onkuisheid afgebeeld in de vorm van een slinger van padden, ratten, hagedissen en slangen. Boven op de kap valt een grote pad te ontdekken. Alle beesten zijn heel natuurgetrouw afgebeeld. Alleen al de aanblik van deze fijn beschilderde huik joeg de veroordeelden schrik aan. Als ze erin zaten werden ze met de afgebeelde dieren vereenzelvigd. Zeker voor de zeventiende- en achttiende-eeuwse mens hadden deze realistische afbeeldingen veel meer dan alleen een symbolische betekenis. Iedere vrouw die in zo’n huik werd vastgezet verloor haar laatste restje eer.

Een schandhuik uit 's-Hertogenbosch versierd met symbolen van onkuisheid (Bron: Jacobus van der Hoeven en Ambrosius Visser, 1688, Noordbrabants Museum)

Een schandhuik uit 's-Hertogenbosch versierd met symbolen van onkuisheid (Bron: Jacobus van der Hoeven en Ambrosius Visser, 1688, Noordbrabants Museum)

Alle rechten voorbehouden

Voor Anna Mijerick, die voor het eerst veroordeeld werd, was een mildere straf weggelegd. Ze kreeg te horen dat ze na zes dagen op water en brood de stad en de meierij eveneens voor altijd diende te verlaten. Waarschijnlijk zijn beide vrouwen naar een ander gewest vertrokken om daar weer in de prostitutie te werken. Gezien hun reputatie hadden ze nauwelijks een andere mogelijkheid om in hun onderhoud te voorzien.

 

Bronnen:

Wassink, J., Dagelijks leven in ‘ontugt’. Prostitutie in de vestingstad ’s-Hertogenbosch, 1629-1795, Woudrichem, 2021.

Erfgoed ’s-Hertogenbosch, Schepenbank ’s-Hertogenbosch 1366-1811, Archiefnummer 0014. 

Van der Heijden, M., Misdadige vrouwen. Criminaliteit en rechtspraak in Holland 1600-1800, Amsterdam, 2014.

Rodríguez García, M., Heerma van Voss, L., & Van Nederveen Meerkerk E.,(red.), "Selling Sex in the City. A Global History of Prostitution, 1600s-2000s" in: Studies in Global Social History (nr. 31, Leiden/Boston, 2017).

Van de Pol, L., De burger en de hoer. Prostitutie in Amsterdam, Amsterdam, 2003.

Van de Pol, L., Het Amsterdams hoerdom. Prostitutie in de zeventiende en achttiende eeuw, Amsterdam, 1996.